Antroposofische geneesmiddelen

 antroposofische geneesmiddelen

Inhoud: (zelf opzoeken via Ctr-F)

Inleiding
Het ontstaan van de antroposofische geneesmiddelen
Het verschil tussen antroposofische en homeopatische geneesmiddelen
Mens, Natuur en ziekte
Voorbeelden van natuurlijke geneesmiddelen
Verschillende benaderingswijzen van ziekten
Etherische oliën
Medicinale werking
De maretak
Kanker
Bereidingswijzen van antroposofische geneesmiddelen
Potentiëren
Bereidingen vóór het potentiëren.
Warmtebehandelingen
Alcohol en ritmische behandeling
Wijzen van toediening en hun werking op de mens
Houdbaarheid
Druppels, Korrels en tabletten
Zalven en oliën
Bewaren
Algemene aanwijzingen voor het gebruik
Ritme
Dosering van druppels
Dosering korrels en tabletten en poeder
Pepermunt, koffie en sigaretten
Gewone geneesmiddelen in kombinatie met antroposofische geneesmiddelen
Verkrijgbaarheid
Afkortingen Op het recept
Huisapotheek
Plant als beeld van een ziekte
Het antroposofisch mensbeeld
Drieledigheid

Inleiding

Antroposofische geneesmiddelen zijn middelen van minerale, plantaardige of dierlijke oorsprong. De mens heeft met geneesmiddelen uit de natuur een bepaalde verwantschap, in tegenstelling tot de biochemische geneesmiddelen zoals die tegenwoordig gebruikt worden.
De natuurlijke verwantschap tussen de mens en de substanties uit de natuur houdt niet in dat al deze substanties zonder meer geschikt zijn om in te nemen. Sommige zijn onverteerbaar of ze zijn giftig. Giftige stoffen zijn echter vaak goede geneesmiddelen, mits de dosis heel klein is. Er zijn ook substanties die van nature weinig heilzame invloed hebben. De geneeskrachtige werking daarvan dient eerst nog “ontsloten” te worden. Door een bepaalde wijze van bereiden worden middelen uit de natuur vermenselijkt, aan de mens aangepast.
In deze brochure worden een aantal van deze bereidingswijzen besproken.

Het ontstaan van de antroposofische geneesmiddelen

De eerste antroposofische geneesmiddelen zijn aan het begin van de vorige eeuw ontstaan. Dit gebeurde doordat artsen raad vroegen aan Rudolf Steiner, de grondlegger van de antroposofie (1861-1925). Hij was in staat op directe wijze de geestelijke achtergronden van een ziekte en van een geneesmiddel waar te nemen. Door deze waarnemingen op wetenschappelijke wijze te ordenen en te benoemen, maakte hij het voor anderen die niet over deze vermogens beschikten, toch mogelijk met deze geestelijke achtergronden te werken. Voor de artsen, die toen vaak werkzaam waren in de homeopathie, hield hij cursussen over de antroposofische geneeskunde. In samenspraak met deze artsen zijn diverse geneesmiddelen ontstaan. Rudolf Steiner werkte vooral samen met een Nederlandse arts, Ita Wegman. Zij stichtte een kliniek waarin zij bijna dagelijks met Rudolf Steiner naar patiënten keek en met hem de behandeling besprak.
Soms werden geneesmiddelen gebruikt die ook in de homeopathie bekend waren, maar nu vanuit een geheel nieuw gezichtspunt werden toegepast. Vaak werden geheel nieuwe geneesmiddelen aangegeven. De ontwikkeling en bereiding van de geneesmiddelen vond plaats in een naast de kliniek gelegen laboratorium. Later gaf Rudolf Steiner de naam “Weleda”aan deze eerste fabrikant van antroposofische geneesmiddelen.

Het verschil tussen antroposofische en homeopathischegeneesmiddelen

Er bestaat een grote overeenkomst tussen antroposofische en homeopathische geneesmiddelen. Beiden, die

maken gebruik van de rijkdom die de natuur aan geneeskrachtige substanties biedt, in de vorm van mineralen, geneesplanten en dierlijke substanties. De overeenkomst zit verder vooral in de bijzondere wijze van de bereiding van de geneesmiddelen: het z.g. potentiëren, een soort verdunnen.
Bij het potentiëren wordt bereikt, dat de in de substantie verborgen krachten werkzaam worden in plaats van de chemische werking (zie blz 00).
De grondlegger van de homeopathie, de Duitse arts Hahnemann, heeft in het begin van de 19e eeuw twee belangrijke principes in de geneeskunde ingebracht. Het eerste ontdekte hij toen hij een boek vertaalde waarin de werking van kinine beschreven stond. Hij herkende deze symptomen die de kinine teweegbracht als overeenkomend met de symptomen van een malaria aanval. Daarbij kwam hij op het idee, de kinine als geneesmiddel voor malaria te gebruiken. Vele planten en mineralen geven bij een zekere dosis een heel typisch klachtenpatroon, een zogenaamd geneesmiddelenbeeld, eigenlijk een vergiftigingsbeeld. Zo werd het hem duidelijk dat deze beelden alle bij een bepaalde ziekte zouden kunnen passen. Het geneesmiddelbeeld lijkt dus op het ziektebeeld. En juist door die stof of die plant toe te dienen die het overeenkomstige beeld te zien geeft, wordt een genezingsproces in gang gezet: similia similibus curantur, oftewel: het gelijke wordt door het gelijksoortige genezen.

Als tweede belangrijke principe ontdekte Hahnemann, dat een geneesmiddel zodanig verdunt kan worden dat de werking niet afneemt, maar toeneemt. Zo werd het mogelijk middelen die anders weinig of geen invloed hebben, nu tot een goed werkzaam middel te maken. Het is zeer waarschijnlijk dat deze methode van het stapsgewijs verdunnen in vroeger eeuwen al bekend was. Ook het principe van het gelijke met het gelijke behandelen, was in de oudheid niet onbekend. Hahnemann heeft beide echter opnieuw in de geneeskunde ingebracht en de grondslag gelegd tot een bloeiende tak van de geneeskunde, de homeopathie.

In het begin van de vorige eeuw heeft Rudolf Steiner met de antroposofie duidelijk gemaakt vanuit welke achtergronden de homeopathische principes te begrijpen zijn.
Tevens heeft hij de weg gewezen, om de natuur, de plantenwereld en de minerale wereld zodanig te leren kennen dat we kunnen gaan begrijpen wat de genezende kwaliteiten ervan zijn. Door een plant grondig te bestuderen, zowel in detail als vanuit de omgeving, zowel qua inhoudsstoffen als wat betreft het gebaar, komen we ook tot een beeld; een beeld van de kwaliteit en van de werkzaamheid van de plant. Dit beeld kan vervolgens benut worden bij een ziekte. Bij een ziekte gaat het niet zozeer om de symptomen (de verschijnselen), maar om de processen die tot de symptomen leiden: hoe verloopt de ziekte, welke processen spelen zich af?
Het potentiëren is in antroposofische geneeskunde wel belangrijk, maar het is niet de enige methode bij de geneesmiddelenbereiding. Evenzo is het principe van het gelijke geneest het gelijke, slechts één van de principes in de antroposofische geneeskunde. Het is bijvoorbeeld ook mogelijk een ziekteproces juist met het tegenovergestelde te behandelen (zoals kou met warmte behandeld wordt).
Tenslotte is er een verschil in het gebruik van hoge potenties in de antroposofische geneeskunde en in de homeopathie.
In de homeopathie zijn zeer hoge potenties zoals C200 niet ongewoon. De kracht van deze potenties is soms indrukwekkend. Met het innemen van één maal een paar korreltjes wordt dan een effect bereikt dat wekenlang aanhoudt. Als dit een negatief effect is, ontstaat er een probleem. Deze krachtige en langdurige werking is een aanwijzing, dat hier met te sterke krachten gewerkt wordt. De behandeling dreigt hier net zo dwingend te worden als het met het gebruik van de gangbare, biochemische geneesmiddelen het geval is. Bij potenties boven de D30 kunnen er te sterke geestelijke werkingen kunnen ontstaan.
Het gaat er bij een behandeling bovendien niet om de ziekte en de ziektesymptomen zo snel mogelijk te doen verdwijnen. Het gaat meer om het goed doormaken van de ziekte en daarmee het volledig en goed genezen. Dit genezen is een proces, een weg. De geneesmiddelen zijn er om de zieke te ondersteunen en te begeleiden op deze weg naar genezing. Dan kan de zieke er letterlijk beter van worden, beter dan voorheen.

Mens, Natuur en ziekte

Ziekten in de mens hebben een bepaalde relatie met datgene, wat zich in de natuur afspeelt, met dat wat in de natuur te vinden is als plantengroei of als mineralen.
Dat wat zich in de natuur afspeelt, weerspiegelt zich in de mens. Alles wat in de wereld te vinden is, tot en met de sterrenwereld aan toe, noemt men wel de macrokosmos. De mens is een afspiegeling daarvan in het klein: een microkosmos. Het weerspiegelen van een groter geheel in het klein, is een principe dat in de geneeskunde wel bekend is: bijvoorbeeld in de iris, in de voetzool, of in het oor weerspiegelt zich het gehele lichaam van de mens. Organen en alle andere delen van het lichaam tekenen zich in een klein gebiedje af. In het groot gezien is het ook zo dat de mens een weerspiegeling is van de aarde en de kosmos. Zo is de bloedsomloop in de mens te vergelijken met de kringloop van het water op de aardbol. Ook zijn karakteristieke eigenschappen van vele dieren in de mens terug te vinden.
En de wijze waarop planten met water omgaan, heeft een overeenkomst met levensprocessen in de mens die het lichaamsvocht reguleren. Het gaat in de weerspiegeling dus niet om letterlijke overeenkomsten; het gaat om een overeenkomst in processen. Wat zich buiten in de wereld afspeelt, speelt zich in de mens in gemetamorfoseerde vorm, in een andere gedaante af. Verbrandingsprocessen in de stofwisseling van de mens zijn oneindig veel verfijnder dan verbranding in de natuur buiten. Omgekeerd kan wat in de mens een ziekte is, ook in de natuur terug te vinden zijn. Er is een gezegde dat luidt: daar is geen kruid voor gewassen. Dit gezegde geeft aan dat een bepaald probleem niet oplosbaar lijkt. Echter, in dit gezegde is tegelijkertijd een principe verborgen: dat voor de meeste ziekten wél een kruid is gewassen. Vele kruiden hebben dan ook een relatie tot een bepaalde ziekte.
De plantenwereld in al haar rijkdom en variaties, laat niet direct in het uiterlijk zien waar de overeenkomst met de zieke mens aanwezig is. Het is de kunst aan de plant de wezenlijke processen te leren aflezen, die overeenkomst hebben met de menselijke ziekteprocessen.

Voorbeelden van natuurlijke geneesmiddelen

De werking van een geneesmiddel kan vooral duidelijk worden uit het beeld dat we ons kunnen vormen van het mineraal, de plant of het dier waaruit het middel bereid wordt. Enkele voorbeelden uit de verschillende natuurrijken kunnen dat illustreren:

Een groot gedeelte van de aardkorst bestaat uit kwarts of verbindingen van kwarts. In graniet, het moedergesteente van de aardkorst, is kwarts als grijze korreltjes zichtbaar. Soms vormt het heldere kristallen, het z.g. bergkristal.
Het zand op de stranden bestaat grotendeels uit kwarts. Wordt zand met kalk en soda gesmolten tot glas, dan wordt de eigenschap van kwarts weer zichtbaar: het glas is “glashelder”. Kwarts laat het licht vrij spel; deze helderheid zien we bij andere mineralen maar weinig. In de mens is het oog een orgaan dat vergelijkbaar helder is en het licht ongehinderd laat passeren. De huid heeft ook een doorzichtig laagje. Haren bevatten veel kwarts. De kwartswerking in deze grensgebieden bevordert dat de mens zich open kan stellen voor het licht. Net als een vensterraam laat kwarts licht binnen en vormt tegelijk ook een afgrenzing.
Bergkristal heeft een duidelijke zeshoekige kristalvorm. Het heeft vormkracht in zichen helpt via de lichtwerking vorm te brengen in het lichaam. Vooral bij een ontsteking, waar de vorm verloren dreigt te gaan, waar alles gezwollen en chaotisch is, is dit therapeutisch van belang.

De Kamille is een plant die op omgewerkte aarde, zoals op bouwterreinen, in de vroege zomerzon bloeit. Van ver is de typische geur al te ruiken. De Grieken vonden het naar een appel ruiken: “chamaimelon”, grondappel. De kamille wortelt niet diep, maar richt zicht juist meer op de vorming van vele bloemetjes die etherische oliën bevatten. In de bloem zit een kleine holte met lucht. De blaadjes van de kamille zijn vertakt als een hertengewei; ze doen “luchtig” aan. Als de zon op de kamille schijnt, is het een feestelijk, zomers gezicht.
De kamille is zelf licht, lucht en warmte. De kamille werkt dan ook ontkrampend en is vooral bij kinderen met buikkrampen een probaat middel. Bij buikpijn is een kop kamillethee een weldaad.
Naast ontkramping heeft de kamille ook een ontstekingsremmende eigenschap. De etherische olie bevat Azuleen, een diepblauwe stof die ontstekingswerend werkt. Etherische oliën zijn meestal kleurloos of gelig. Dit blauw is heel anders van karakter. Blauw is een koele kleur. Het past bij een verkoelende werking op een -warme- ontsteking. Bij ontstoken luchtwegen is het dan ook nuttig om met kamille te stomen.

De honingbij, Apis mellifica, leeft geheel in het licht en de warmte van de zon. Zijn leefomgeving is onaards: de bloemen, de honing, de honingraat van bijenwas en de warme zomerlucht. Zelfs ’s winters houdt het bijenvolk de warmte vast:
de bijenkast heeft dan een temperatuur van 37°.
De steek van de bij geeft een brandende, gloeiende pijn. De honingbij als geneesmiddel, Apis, wordt dan ook gebruikt om het lichaam te doorgloeien, bijvoorbeeld bij te koude spieren en gewrichten.

Verschillende benaderingswijzen van ziekten

De behandeling van een ziekte geschiedt vanuit de verschillende richtingen in de geneeskunde op verschillende wijze. De reguliere, de homeopathische en de antroposofische, kunnen we eens naast elkaar zetten. Hierbij moet aangetekend worden, dat de verschillende benaderingswijzen elkaar in veel gevallen niet uitsluiten: de één kan aanvullend werken op de ander. Als voorbeeld kan dienen een bronchitis.
Bij een bronchitis zijn de diepere, kleinere luchtbuisjes ontstoken en zitten vol slijm.
In de reguliere geneeskunde wordt in zo’n geval een antibioticum gegeven om de bacteriën, die de oorzaak van de ontsteking zouden zijn, te elimineren. Bovendien wordt een slijmoplossend middel gegeven om het slijm makkelijker op te kunnen hoesten.
In de homeopathie wordt een middel gezocht dat bij de eventuele karakteristieke klachten van de patiënt kan passen. Of de patiënt bleek is, of hij transpireert, op welk tijdstip het meest wordt gehoest, hoe de patiënt er geestelijk aan toe is, allerlei verschijnselen kunnen bepalend zijn voor een specifiek homeopathisch middel.
In de antroposofische geneeskunde wordt voor extra warmte in de luchtwegen gezorgd; dit omdat kou van één van de belangrijke oorzaken is van een luchtweginfectie. Kou prikkelt de slijmvliezen, die gaan dan slijm produceren. Warmte, bijvoorbeeld door stomen,  geeft een betere doorbloeding en dat geeft meer immuniteit. Warmte kan ook  aangebracht worden door het inwrijven met een verwarmende olie, b.v tijmolie. Daarnaast wordt een overmatige slijmvorming teruggedrongen door de stofwisseling te behandelen. Slijmvorming is een typische activiteit van de stofwisseling. In de organen van de buik is de afscheiding van slijm normaal, in andere gebieden in het lichaam is het een ziektetendens. Vaak is deze slijmvorming op een verkeerde plaats constitutioneel bepaald.
De bacteriën worden niet speciaal bestreden: zij groeien omdat de omgeving, het zieke orgaan, dat toelaat. Verbeteren de omstandigheden en geneest het orgaan, dan hebben de bacteriën geen voedingsbodem meer en verdwijnen vanzelf.

Samenvattend kunnen we zeggen:
In de gangbare geneeskunde wordt een ziekte lichamelijk beoordeeld en wordt het lichaam behandeld. Symptomen worden bestreden, bacteriën met antibiotica gedood.
In de homeopathie wordt het beeld van een geneesmiddel gezocht bij het symptomenbeeld van een ziekte. Dat activeert het lichaam tot een genezende reactie.
In de antroposofische geneeskunde wordt vanuit een mensbeeld, vanuit de begrippen lichaam, ziel en geest getracht het ziektebeeld te begrijpen; er wordt naar processen gekeken en daarbij naar geneesmiddelen gezocht die vergelijkbare processen bewerkstelligen of juist tegengaan. De eigen genezende krachten worden versterkt.

De drieledigheid

Eén van de sleutels tot het herkennen van ziekteprocessen ligt in de drieledigheid. In de drieledigheid gaat het om een principe dat in al het levende te vinden is: twee tegengestelde polen en daartussen een middengebied.
Bekijken we de plant: onderaan de plant bevindt zich de wortel. De wortel groeit de donkere vochtige aarde in. Met taaie, bleke wortels legt hij zich vast. Minerale stoffen worden door de wortel in het levende van de plant opgenomen. Bovenaan de plant zien we de bloem. Deze opent zich naar boven, naar het licht en de warmte van de zon. Geur en stuifmeel verspreiden zich in de atmosfeer. De kleuren van de bloem laten zich op afstand al zien, breiden zich ook in de omgeving uit.
Het bloemgebied staat zodoende tegenover het wortelgebied. De wortel duikt de donkere koude aarde in, richt zich op het middelpunt van de aarde en legt zich vast. De bloem opent zich voor de wijde omtrek en laat een openend gebaar zien. Bloem en wortelgebied vormen een polariteit. In het tussengebied speelt zich een afwisselend uitbreiden en samentrekken af: in het blad een uitbreiding en in de stengel een samentrekking. Hier is een ritmische afwisseling, hier ademt de plant.

Dit middengebied heeft de mens ook: in hart en longen hebben we organen die zich afwisselend samentrekken en openen.
Net als in de plant vindt hier ook de ademhaling plaats.
Het gebied van koelte, rust en samentrekking bevindt zich in de mens niet aan de basis, zoals bij de plant, maar in het hoofd. In het hoofd ligt vrijwel alles vast, net als de wortels van de plant vastliggen. Bij het nadenken fronsen we de wenkbrauwen – een soort samentrekken. Nadenken vergt concentratie – letterlijk vertaald: samentrekking.
Het warme, levendige, bewegende, zich uitbreidende vinden we daarentegen in de stofwisseling. Na een maaltijd, als de stofwisseling op gang komt, gaat dat gepaard met warmte en ontspanning. Met de ledematen zijn we op de omgeving, op de buitenwereld gericht. En evenals bij de plant bevinden zich in dit stofwisselings-ledematengebied ook de voortplantingsorganen. In de stofwisseling is de mens onbewust. De stofwisseling geeft de kracht om te handelen, te willen. In dit gebied dient het warm te zijn en is er voortdurend beweging. Er wordt wel gezegd, men moet het hoofd koel houden en de voeten warm.
In het hoofd is stilstand nodig, in de ledematen beweging, in het midden de afwisseling: ritme. In het midden leeft het gevoel.
De mens is zo gezien een omgekeerde plant. Dit heeft gevolgen voor de keuze welk deel van de plant gebruikt kan worden bij bepaalde ziekten. Geneesmiddelen die in het hoofdgebied dienen te werken, kunnen het beste uit wortels worden bereid, die voor het ritmische gebied uit bladpreparaten en geneesmiddelen voor de stofwisseling uit het bloemgebied. Voor het hoofd wordt b.v de knol van de Monnikskap (Aconitum) gebruikt, voor het hart het blad van het Vingerhoedskruid (Digitalis), voor de stofwisseling Kamillebloemetjes.

Het wakkere bewustzijn danken we aan het principe van afbraak. De energie die vanuit de stofwisseling beschikbaar komt wordt afgebroken en metamorfoseert zich tot bewustzijn, tot gedachten. Overdag leidt dit bewustzijn door deze afbraaktendens tot vermoeidheid. ’s Nachts heeft de stofwisseling de overhand en bouwt alles weer op. Werkt het hoofdgebied te sterk dan ontstaan verhardende en uitdrogende ziekten: verhardingen, degeneraties, verstijvingen etc. Werkt het stofwisselingsgebied te sterk dan ontstaan oplossende ziekten, zoals ontstekingen en verwekingen.
Boven- en onderpool reageren vaak op elkaar. Een afbraaktendens vanuit de bovenpool zal een stofwisselingsreactie vanuit de onderpool geven.

 

Het vierledig mensbeeld.

Er is een wezenlijk verschil tussen al het dode, levenloze in de natuur en al datgene, wat leeft. In iets dat leeft vinden bijzondere processen plaats, zoals groei, ontwikkeling en voortplanting. Deze levensprocessen worden in de antroposofie het etherische genoemd. Het etherische is iets wat niet met de gewone zintuigen kan worden waargenomen.
Een plant is een levend wezen. Zij heeft een fysiek lichaam, uit de ‘dode” stoffen opgebouwd, en zij heeft een etherlichaam. Het etherlichaam maakt het fysieke lichaam tot een levend organisme. Alle levensprocessen, zoals de opname van licht, lucht, water en mineralen zijn een uitdrukking van het etherlichaam. Alle zich ontwikkelende vormen, schoonheid en wijsheid die in de bouw van de plant te vinden zijn, zijn een manifestatie van het etherlichaam. Ook het DNA, de erfelijkheidssubstantie in de kern van de cel, dat zo in de belangstelling staat van de natuurwetenschap, wordt gemaakt en beheerst door het etherlichaam.
In de plantenwereld leeft een ontzaglijke vitaliteit. Vele planten groeien gewoon weer aan na afgesneden te zijn, of richten zich weer op na vertrapt te zijn. Deze groeikracht en levenskracht is ook karakteristiek voor het etherlichaam; het etherlichaam wordt ook wel levenskrachtenlichaam genoemd.
Een nieuw element wordt zichtbaar bij het dier. Het dier is niet meer gebonden aan één  vaste plek op de aarde. Het beweegt en kan zich verplaatsen. Een dier heeft een bepaald bewustzijn. Een plant kan midden op de weg groeien, onbewust van het dreigende gevaar. Het dier neemt de omgeving waar en reageert erop. Een dier heeft een ziel; in de antroposofie ook wel het astraallichaam genoemd. Bij dieren komen allerlei zielekwaliteiten tevoorschijn, zoals honger, genoegen, angst, opwinding; het dier maakt eventueel geluiden, verbindt zich op die wijze instinctief met soortgenoten. Bij de mens is weer een nieuwe laag zichtbaar. Een mens heeft zelfbewustzijn en kan zich ontwikkelen. Het wezenlijke verschil tussen mens en dier laat zich zien in onze cultuur. Kranten lezen, machines bouwen, verjaardagen vieren, piano spelen, er zijn talloze menselijke activiteiten die in de dierenwereld ondenkbaar zijn. De mogelijkheid tot deze activiteiten heeft de mens door zijn denkvermogen en zelfbewustzijn. .
Door het denken geeft de mens alles een plek in de wereld. Ook zichzelf leert de mens kennen: hij is een zelf-bewust wezen. Zodoende kan hij niet alleen de wereld veranderen, maar ook zichzelf. Hij kan zijn ziel, zijn gedrag in eigen hand nemen. Een dier leeft onbewust in een zekere wijsheid. Afhankelijk van de diersoort kan het dier typische dingen ondernemen, die bij hem passen. Een hond zal zich echter nooit als een koe gaan gedragen. Maar ook z’n eigen gedrag is alleen door veel invloed van buitenaf en slechts binnen bepaalde grenzen bij te sturen.
Een dier is sterk verbonden met zijn eigen leefwereld. Een mens kan zich bewust worden van zijn leefwereld en kan keuze’s maken. Dit zelfbewustzijn wordt in de antroposofie het geestelijke genoemd.
Dieren, planten en zelfs mineralen hebben diep verborgen ook dit geestelijke; ze hebben het echter niet hier op de aarde, maar in de geestelijke wereld. De mens brengt de geest mee op aarde.
De mens ís een geestelijk wezen. Zijn thuisland is de geestelijke wereld. Op aarde leeft hij in een belichaming. Dat is niet alleen het fysieke lichaam, zoals dat zichtbaar is, maar ook het etherlichaam en het astraallichaam. Deze drie lichamen, omhullingen voor de geestelijke kern, zijn vergankelijk. Het geestelijke is daarentegen duurzaam, is onsterfelijk. En het is daarbij voortdurend in ontwikkeling.
Het Ik, het astraallichaam, het etherlichaam en het fysieke lichaam worden de wezensdelen van de mens genoemd. Ze hebben alle vier hun typische eigenschappen, ook in medisch opzicht. Gezondheid hangt af van een juist evenwicht tussen de wezensdelen. Een overwicht van het fysieke lichaam leidt tot verhardingen en verstijvingen. Een te zwak etherlichaam geeft vermoeidheid en bevattelijkheid voor ziekten. Een te zwak etherlichaam wordt vaak veroorzaakt door een te sterk astraallichaam, wat zich in nervositeit, gejaagdheid of agressie uit. Het Ik probeert voortdurend te harmoniseren tussen de verschillende wezensdelen. Maar soms is een ziekte nodig om dit evenwicht te herstellen. Door een juist inzicht in datgene wat een ziekte op deze wijze wil herstellen, kan het geneesmiddel zo gekozen worden dat het hierin een ondersteuning geeft.

Genezende substanties
Er zijn substanties die algemeen in planten voorkomen en bepaalde geneeskrachtige eigenschappen hebben. Als voorbeeld de etherische oliën.

Etherische oliën
Voorjaar en zomer zijn de jaargetijden waarin het heerlijk kan ruiken. Deze geuren, die vooral van de planten komen, zijn etherische oliën. Het zijn vluchtige stoffen die de plant maakt, vooral als ze gaat bloeien. De bloem heeft kleur en geur. Dit draagt bij aan de sfeer van ontspanning en blijheid die de zomer kenmerkt.
Witte bloemen geuren over het algemeen het sterkst. Bekend zijn de Jasmijn, Sering, de Lelie en het Lelietje der dalen. Van meer naar minder geuren: gele, de rode, de blauwe en groene bloemen. Als een bloem een gevulde variant heeft (meer bloemblaadjes), dan is de geur meestal minder of verdwenen (b.v de jasmijn). Het lijkt erop dat kleur en vormrijkdom ten koste gaan van het geuren van de bloem, net zoals mooie vogels vaak niet zo mooi zingen.
Hoe warmer het klimaat, hoe meer etherische oliën er worden gevormd. Aan kust van de Middellandse Zee groeien kruiden als rozemarijn, lavendel en tijm; ook de bloemen van citroen- en sinaasappelbomen geuren sterk.
Bepaalde families in de plantenwereld geuren bij uitstek: de lipbloemigen (thijm, rozemarijn, lavendel), de schermbloemigen (venkel, anijs), de leliefamilie, de wijnruitfamilie(sinaasappel), de laurierfamilie en de myrtefamilie (Eucalyptus); en ook de naaldbomen met hun harsen.

Etherische oliën zijn eigenlijk geen echte oliën Ze hebben wel enige overeenkomsten: ze drijven als een kleurloze tot gelige vloeistof op wateren ze zijn brandbaar. Dit wordt zichtbaar door in een sinaasappelschil te knijpen bij een kaarsvlam.
Etherische oliën geven ook een vetvlek op papier, maar deze verdwijnt na enige tijd weer.
Oliën komen uit zaad, etherische oliën uit de bloem (soms ook uit het blad). Het zaad rijpt onder invloed van de zomerwarmte tot in de herfst; het heeft deze warmte in zich opgenomen in de vorm van een olie. Een etherische olie verbreidt zich onder invloed van de zomerwarmte vanuit de plant de ruimte in. Beide hebben met de zomerwarmte een relatie, maar de richting van hun proces is omgekeerd.
De etherische oliën zijn zeer goed brandbare stoffen. Het zijn grotendeels koolwaterstoffen: naast koolstof bestaan ze uit waterstof: een gas dat zeer brandbaar is. Waterstof vormt met zuurstof: knalgas. Het is ook heel licht. Het gaat direct omhoog de atmosfeer in, het streeft naar de periferie en moet in een omgekeerd glas opgevangen worden.
De etherische olie van rozemarijn is de meest waterstofrijke substantie uit het plantenrijk.
Overigens bestaan de etherische oliën uit zeer veel andere substanties, waaronder “alcoholen”. Eén extract bevat niet zelden enkele honderden verschillende stoffen.

Winning
Er is wel 130 kilogram rozenblaadjes nodig voor 30 gram rozenolie.
Vaak wordt met ether geëxtraheerd, uitgetrokken (zoals bij anjer, jasmijn, acacia). Ook wordt wel met vet uitgetrokken (zoals bij lelietje der dalen en viooltje): de bloemen worden in het vet geduwd en drie tot vier dagen uitgetrokken; vervolgens worden ze eruit gehaald en worden er weer verse bloemen genomen; dit herhaalt men zo’n tienmaal. Vervolgens wordt het vet, verrijkt met de geurstoffen, weer geëxtraheerd. Zo is het een hele kunst om de vluchtige, etherische oliën te “vangen”.

Medicinale werking
Etherische oliën werken prikkelend op huid en slijmvliezen. De huid kan er rood van worden, de slijmvliezen gaan slijm produceren. In lichte dosering is dit gunstig voor de spijsvertering: maagsapsecretie en maagactiviteit worden bevorderd. De eetlust wordt dus gestimuleerd. Vandaar dat de aromatische kruiden in ons eten een goede werking hebben. Ook de opname van het voedsel wordt gestimuleerd.
Bij hoge doseringen van bepaalde etherische oliën ontstaan braken, diarree en bloedingen. Kamfer en Menthol (pepermunt) zijn bijzonder omdat ze niet alleen verwarmend maar vooral ook verkoelend werken. Ook stimuleren ze het zenuwgestel, terwijl andere etherische oliën in hoge dosering het zenuwgestel meer afdempen.
Vroeger kende de apotheek de “species aromatica”, de aromatische kruiden. In een linnenzak gebonden werd als huismiddel bij kneuzingen en pijnen gebruikt; de verdampende etherische oliën hebben ook een licht anesthetische, een licht verdovende werking.
Ademen we teveel van de etherische oliën, zoals terpentijn, in dan ontstaan door de prikkeling hoofdpijn, sufheid en misselijkheid.
De etherische oliën werken antiseptisch, dat wil zeggen bacteriedodend. Die van anijs en tijm doen iets bijzonders: ze worden na innemen via het bloed door de longen uitgescheiden en werken daar dan slijm-losmakend en antiseptisch.
Dus naast het inademen van tijm, of door inwrijven op borst en hals, werkt de ouderwetse tijmdrank heel gunstig.

In de antroposofische geneeskunde worden de etherische oliën in verband gebracht met het geestelijke, het Ik in de mens. Dit geestelijke werkt in het lichaam via de warmte. Allerlei ziekten, waarbij er een koude-probleem is, of waar het geestelijke op een of andere wijze onvoldoende kan inwerken, worden met oliën of etherische oliën behandeld.
Een Eucalyptus-inwrijving van de borst werkt verwarmend, versterkend en maakt ook minder bevattelijk voor de (kou) invloeden van buitenaf.
Bij suikerziekte is er ook een probleem met de werking van het geestelijke in het lichamelijke; hier is rozemarijnolie een belangrijk geneesmiddel. Die versterkt het geestelijke zodat het beter kan ingrijpen.

Karakteristieke geneesmiddelen

In de zgn. ’typische Heilmittel”, (typisch in de zin van ‘geëigend’, namelijk voor een bepaalde ziekte), bracht Rudolf Steiner een nieuw geneesmiddelenconcept.
In deze geneesmiddelen worden planten gecombineerd, die elkaars polariteit zijn. Bij Primula Onopordon, een geneesmiddel voor hart en bloedsomloop, staan uitersten tegenover elkaar. Enerzijds een klein fris voorjaarsplantje, de Primula veris oftewel sleutelbloem. Beschut onder de bomen is het een van de eerste planten in het jaar die de nieuwe krachten van de lente laat zien. Daartegenover de Onopordon acanthium, de Ezelsdistel, een manshoge distel met grote, wit-viltige bladeren, die onder de brandende zomerzon midden op de steppe staat. Beiden doen iets bijzonders met hun stengel- bladgebied, het gebied dat overeenkomst heeft met het ritmische middengebied, waar ook het hart toe behoort. In dit preparaat, Primula Onopordon, wordt nog een derde plant toegevoegd: de Hyoscyamus niger, het Bilzekruid. Dit is een gifplant die in blad en bloeiwijze een zeer sterk ritme laat zien; in meerdere opzichten staat hij tussen de Primula en de Onopordon in.
De naam van deze typische Heilmittel eindigt vaak op doron: in dit geval Cardiodoron.
Doron betekent: gegeven. Het zijn geneesmiddelen, waarvan Rudolf Steiner vertelt dat het regelrecht inspiraties zijn uit de geestelijke wereld. Ze zijn door de geestelijke wereld gegeven als hulp voor bepaalde ziekten.

De Maretak

Een voorbeeld van een oud geneesmiddel dat op een nieuwe wijze gebruikt wordt, is de Maretak (viscum album).
In de antroposofische geneeskunde is het een van de grote geneesplanten. Zij wordt ingezet bij de behandeling van kanker. Inmiddels is uit natuurwetenschappelijk biochemisch onderzoek bevestigd dat de maretak hiertoe bijzondere eigenschappen heeft: enerzijds celdodend, maar tegelijkertijd de immuniteit stimulerend. Maar ook zonder dat wetenschappelijk onderzoek blijkt de maretak vanuit het antroposofisch mensbeeld een relatie te hebben met geïsoleerde gebieden in het lichaam zoals een kankergezwel.

In december, als de dagen steeds korter worden, ziet men op de kerstmarkt deze plant met de witte bessen, ondersteboven hangend aan een touwtje. In de Angelsaksische landen is het een gangbare kerstversiering en wordt hij boven de deur gehangen. Er is een bepaald oud gebruik mee verbonden. Een meisje, dat onder de mistletoe (=maretak) staat, mag ongevraagd gekust worden. Ook wordt de maretak wel “vogellijm” genoemd. Het slijm van de bessen is zo kleverig dat het in een bepaald mengsel op takken werd gesmeerd om vogels te vangen. De Romeinen gebruikten dit reeds. Bovenal is het een geneeskruid, dat in de oudheid al bekend was. De druïden, een soort priesters, hadden een groot ontzag voor deze plant. Ze oogstten hem met gouden messen en gebruikten hem waarschijnlijk voor diverse ziekten.

De maretak groeit als halfparasiet op bomen. Hij vormt een geelgroene bolvormige kleine struik, die vooral ’s winters opvalt: de bladeren vallen niet af. Het is één van de weinige loofplanten die zich van de aardskoude wintertijd niets aantrekt. De bomen waar hij op zit zijn vaak oud: verschillende bollen kunnen er in zitten; vaak hoog boven de grond. Het geeft de indruk dat de boom ziek is. Het kan aan gezwelvorming doen denken, vooral aan de uitzaaiingen ervan. Van nabij bezien heeft de maretak echter, in tegenstelling tot een kwaadaardig gezwel, een zeer regelmatige structuur. De bol groeit aan de uiteinden, waarbij steeds één stengeltje, twee blaadjes en een soort bloemknop ontstaat. De twee blaadjes zien er merkwaardig uit: wat dikkig, met onduidelijke nerven. Ze doen aan kiemblaadjes denken, de twee eerste blaadjes die bij planten in het algemeen uit het zaad komen en als eerste boven de grond verschijnen. Ook in andere botanische details is de plant heel “jong”, embryonaal te noemen. De onooglijke bloempjes bloeien in de nawinter, vruchtachtig, ananasachtig geurend. En van de zomer tot diep in de winter rijpen de vruchten tot witte, kruisbesachtige bessen uit. Intussen zijn er dan weer twee zijtakjes ontstaan, met weer twee blaadjes.
De blaadjes lijken, licht gedraaid, net propellors, met een zwaai steken ze naar buiten. Overal, ook aan de onderzijde van de bol doen ze dit! De maretak trekt zich niets aan van de zwaartekracht, noch van het zichtbare licht.
Een speciale lijster eet de bessen. In de bes zit een slijmachtige, kleverige substantie om het zaadje dat niet verteerd wordt, zodat het, op een tak gevallen, direct vastkleeft. Het zaad is weer hoogst merkwaardig. Het is dierlijk van indruk, net een kikkertje.
Op een tak geplakt, komt er na enige tijd een steeltje met een verdikking uit, die zich als een pootje neerzet op de boomstam.
Er wordt niet echt een doorlopende stengel gevormd. Het lijken losse stukken, die tegen elkaar aangedrukt zijn. Het doet aan geleedpotige dieren denken, zoals kreeften dat zijn.
De bloemknop ziet er dierlijk en pantserachtig uit.
De maretak is een hoogst merkwaardige plant, die als het ware niet van deze wereld is.

Kanker
Rudolf Steiner heeft erop gewezen dat de maretak (Viscum album) een typisch geneesmiddel tegen het kankerproces is. De Viscum bevat ook sterke celdodende stoffen, in geringe concentraties. Op zich zijn deze stoffen vele malen sterker dan het sterkste cytostaticum! (chemische stoffen die in de ziekenhuizen tegen kanker worden gegeven). Ook zijn er immuunstimulerende stoffen gevonden. Hoe belangrijk deze stoffen ook zijn, ze zijn toch slechts uitdrukking van wat er wezenlijk werkzaam is. Het is nu de vraag of we aan de plant kunnen zien dat hij deze werking heeft. Eerst kijken we naar het ziekteproces. Wat is een kankergezwel. Het is een stuk van het lichaam dat eigenwijs zijn eigen gang gaat, ongecontroleerd gaat groeien. Het is uit het geheel van het lichaam gevallen. Normaliter is het lichaam doortrokken van kosmische wijsheid; alles is op elkaar afgestemd. Dat wordt dus plaatselijk verbroken bij een gezwel. Dat zijn de gebieden die te koud, te aards worden, niet meer mee doen, als een klomp ijs in het water. Het is de warmte van het bloed die hier kan genezen. Zo kan koorts bijvoorbeeld een gunstige invloed op kanker hebben.
De maretak laat zien dat ze het aardse mijdt en naar het kosmische, het “hemelse” streeft. Hoog boven de aarde op een boom, neemt ze een bolvorm aan. De blaadjes staan niet zoals bij een gewone plant, open voor wat er aan licht van buiten komt, nee, ze staan reikhalzend naar de gehele omtrek: weg van hier, terug naar de sterrenhemel, de hogere wereld.
De maretak doorbreekt hierbij aardse wetmatigheden: werkingen van licht en schaduw, van zwaartekracht en van de kou van de winter. Vandaar dat deze plant nu bij een aards probleem, bij een verhardend ziekteproces als kanker, kan helpen.

De maretak groeit op bepaalde boomsoorten. Daar hangt mede van af waar hij bij toediening in het lichaam actief wordt. De maretak die op de appelboom groeit, werkt vooral op de stofwisseling en in het algemeen meer bij vrouwen. De maretak die op de den groeit, werkt daarentegen meer op de bovenste organen, zoals de longen en is meer geschikt voor mannen. Ook wordt de werking van de maretak naar bepaalde organen geleid door de bijvoeging van metalen. Zilver bijvoorbeeld leidt de werking naar de voortplantingsorganen.
Een bekend preparaat dat van de maretak wordt gemaakt is Iscador, (van Weleda, één van de grote fabrikanten van antroposofische geneesmiddelen). Er zijn verschillende preparaten van andere laboratoria beschikbaar, zoals Iscusin (Wala) Viscum Abnoba en Helixor.
Deze preparaten worden bij kanker via een injectie, soms per infuus, toegediend. Dit is noodzakelijk omdat het door de mond ingenomen niet voldoende werkzaam is. Vaak wordt om de dag een onderhuidse injectie voorgeschreven. Er wordt met een lage dosis begonnen en in de loop van een serie van 7 injecties gaat de dosis omhoog. Na een serie volgt vaak een korte pauze. Het lichaam wordt zodoende tot activiteit opgeroepen.
Er zijn ook andere doseringsschema’s mogelijk. De maretak-therapie is slechts een onderdeel van de therapie bij kanker in de antroposofische geneeskunde; andere therapieën zoals kunstzinnige therapie en euritmie zijn hier ook van belang.

Bereidingswijzen van antroposofische geneesmiddelen

Een belangrijke bereidingswijze is het potentiëren, het stapsgewijs verdunnen. Dit potentiëren is de methode die in de homeopathie al langer wordt toegepast.
Daarnaast kunnen bepaalde warmtebehandelingen, zoals koken of destilleren, ertoe bijdragen dat geneeskrachtige substanties beter in het lichaam opgenomen worden.
Welke bereidingswijze het beste bij een bepaalde substantie past, wordt bepaald door de achterliggende gedachten vanuit de antroposofische geneeskunde. Het ziekteproces waarvoor een middel gebruikt gaat worden, speelt hierbij een rol.
Voor de arts is het de kunst het ziekteproces in de mens in verbinding te brengen met een substantie uit de natuur en in de juiste potentie en met het juiste warmteproces zodoende het juiste geneesmiddel te kiezen.

Potentiëren

In de geneeskunde zoals die al vanaf de oudheid wordt beoefend, gaat het om de stoffelijke werking van een geneesmiddel. Er wordt een uittreksel van een plant gemaakt en dat wordt volgens een bepaalde dosering ingenomen. Zo’n middel heeft een stoffelijke, we zeggen tegenwoordig: chemische, werking. Het is soms met de smaak waar te nemen: een middel smaakt bijvoorbeeld aromatisch of smaakt bitter. Bij het potentiëren echter wordt er zo sterk verdund dat er van die stoffelijke werking uiteindelijk niets meer overblijft.
Door het verdunnen in stappen en het schudden daarbij, verdwijnt het stoffelijke en komt iets anders tevoorschijn. De stof verdwijnt, de kracht verschijnt, luidt een gezegde van Hahnemann, de grondlegger van de Homeopathie. De krachten die op een geestelijk niveau werkzaam zijn en zich in de materie hadden uitgedrukt, de plant hadden gevormd, komen vrij, nu de materie op deze speciale wijze tot verdwijnen wordt gebracht. Hahnemann had nog uitgesproken ideeën over het geestelijk werkzame dat door het potentiëren tevoorschijn wordt gebracht. Nu wordt vaak getracht de werking toch uit de materie te verklaren. Men zoekt het in subtiele veranderingen in het water van een sterk verdund middel.

Het potentiëren is eigenlijk een wonderlijk gebeuren: een stof wordt steeds meer verdund, zelfs zo sterk verdund dat er niets meer van over lijkt te zijn. Maar in plaats van een achteruitgang in de werkzaamheid vindt er een toename in de werkzaamheid plaats. Vandaar de benaming: potentiëren. Dat betekent zoveel als “versterken”.
Dat dit mogelijk is, hangt samen met de speciale wijze van verdunnen: dat gebeurt in stappen, waarbij de vloeistof ritmisch wordt geschud.
Men begint met een geconcentreerde vloeistof, meestal het uittreksel van een geneesplant. Daarvan wordt bijvoorbeeld 10 ml in een kolf gedaan en worden er 9 delen water, 90 cc, bijgedaan, totaal 100 cc. Vervolgens wordt ongeveer 3 minuten goed geschud. De wijze van schudden kan variëren; een gangbare methode is een zodanig schudden, dat het water in de fles als golven in de branding ritmisch heen en weer beweegt. Dan wordt de fles neergezet om twee minuten tot rust te komen. De oplossing is nu 1op10 verdund en wordt “een D1” genoemd. De “D” staat voor Decimaal, tientallig. Van deze oplossing wordt nu weer 10 ml genomen en in een nieuwe fles weer met 9 delen water vermengd en weer geschud. Zodoende ontstaat de tweede verdunning, een D2. Een D2 is een oplossing die 2x 1:10, dus 1:100 verdund is. Hiervan wordt weer 10 ml genomen, weer 1:10 verdund en geschuden zo ontstaat een D3. Een D3 is een verdunning van 1:1000, in drie stappen. Een veelgebruikte potentie is de D6. Dit is dus een verdunning van 1:1.000.000, in zes stappen.
Het is ook mogelijk te potentiëren in stappen van 1:100. Deze potenties heten “C” potenties, Centisemaal oftewel honderdtallig. Een C3 potentie is dus een verdunning van 1: 1.000.000 in drie stappen. Men zou denken dat dat dus gelijk te stellen is met een D6 potentie. Het blijkt echter, dat een C3 in z’n werking meer overeenkomt met een D3 dan met een D6 potentie! Hieruit blijkt hoe belangrijk de stappen van verdunnen zelf zijn. Ze zijn van grotere invloed dan de natuurkundig gemeten, exacte verdunningsgraad. C-potenties worden vaak in de homeopathie gebruikt.

Vroeger was bij bepaalde methoden van potentiëren de graad van verdunning niet te bepalen. Dit was bijvoorbeeld zo bij de één-fles methode. Na het schudden liet men de fles leeg lopen. Vervolgens werd verdunningsvloeistof toegevoegd, geschud en de fles weer leeggegoten. Aan de binnenzijde bleef de fles na het leeggieten nat, dat wil zeggen, er bleef een kleine hoeveelheid vloeistof aan het glas zitten. Deze kleine hoeveelheid vloeistof was kennelijk voldoende om de volgende stap van verdunnen te kunnen maken.

Droog potentiëren
Het is ook mogelijk stoffen droog te potentiëren. Dit is noodzakelijk bij moeilijk oplosbare stoffen zoals de metalen. Deze worden in een mortier verwreven met melksuiker. Wel dient er veel langer verwreven te worden: een uur is noodzakelijk. Een sterkere verwrijving maken, bijvoorbeeld een D30, kost dan zoveel tijd, dat er van machines gebruik moet worden gemaakt.

Er is aan het potentiëren in de loop van de tijd al veel onderzoek verricht. Zo is het mogelijk plantengroei met gepotentieerde oplossingen te beïnvloeden. Men kan een mineraal dat de groei bevordert, in verschillende potenties aanbieden en vervolgens meten hoe de groei beïnvloed wordt. Naast een groeibevordering ziet men dan, dat bij de hogere potenties de invloed omslaat in het tegendeel: de groei wordt belemmerd.
Zo wordt begrijpelijk dat bij slaapproblemen een opwekkend middel als koffie kan helpen om te slapen. Zodra koffie maar voldoende gepotentieerd wordt, slaat de werking om in het tegendeel. En dan doet het dienst als slaapmiddel!

De mate van potentiëren houdt, zoals al eerder vermeld, ook verband met de gebieden in het lichaam waarin het geneesmiddel moet werken. Lage potenties werken op de stofwisseling, middenpotenties (D10-D15) op het middengebied en hoge potenties (D20-D30) werken op het zintuig-zenuwstelsel. Bij de keuze van een potentie dient dus overwogen te worden, of het een probleem van één van deze drie gebieden betreft. Dit is niet altijd eenvoudig te bepalen. De stofwisseling heeft weliswaar haar thuisgebied in de onderpool, het buikgebied met name, maar werkt door tot in het hoofd. Een ontstoken oor kan bijvoorbeeld als stofwisselingsprobleem gezien worden.

Rudolf Steiner heeft het geestelijke op wetenschappelijke wijze beschreven en duidelijk gemaakt dat alles wat zintuiglijk waarneembaar is, alles wat materieel is, een geestelijke achtergrond heeft. Een plant heeft een fysieke verschijning; maar in de plant werkt het geestelijke beeld van de plant. Bij het oplossen en doen verdwijnen van de stoffelijke verschijning van de plant, komt het etherische, het geestelijke vrij. Doen we dit op deze speciale wijze, in de zin van het potentiëren, dan kan het geestelijke zich met het oplosmiddel verbinden en wordt zodoende werkzaam.
Dit geestelijke is niet als iets abstracts op te vatten. Het zijn geestelijke wezens, die de plant opbouwen en zich ermee verbinden. Het zijn de wezens, die in vroeger tijden vanuit een ander bewustzijn nog werden waargenomen en die bekend zijn als natuurwezens, zoals gnomen, nimfen, elfen en vuurgeesten. Rudolf Steiner noemt ze elementenwezens en beschrijft hoe ieder van deze wezens aan een eigen gebied van de plant werken. De gnomen werken in de wortel, de nimfen en elfen in het blad, de vuurgeesten in de bloem van de plant.
Bij het potentiëren verdwijnt vorm en substantie van de plant. De elementenwezens worden hierbij bevrijd.

Bereidingen vóór het potentiëren.
Het potentiëren is een sluitstuk van een heel proces. Na het potentiëren kan het geneesmiddel aan de mens worden toegediend. Er is echter een lange weg aan vooraf gegaan. Bij mineralen bijvoorbeeld dient een goede vindplaats van het mineraal te worden gezocht, dient het mineraal te worden gezuiverd en zo nodig chemische omzettingen te ondergaan. Planten zoekt men bij voorkeur in de gebieden waar ze zich thuis voelen, zoals rozemarijn in het middellandse zeegebied. Vaak men kan men ze ook zelf kweken. Op een gegeven moment volgt het oogsten, het schoonmaken en in oplossing brengen, en het verder behandelen, bijvoorbeeld met warmte.
In het algemeen worden planten koud, dat wil zeggen op kamertemperatuur uitgetrokken. In de antroposofische geneeskunde worden er ook specifieke behandelingen met warmte aangewend.

 

Metaaltherapie

In de antroposofische geneeskunde zijn metalen belangrijke geneesmiddelen. Er zijn zeven “hoofd-metalen” namelijk lood, tin, ijzer, goud, koper, kwik en zilver. Het is geen toeval dat het er zeven zijn. Het getal zeven is een belangrijk getal van ordening en ontwikkeling. Er zijn zeven kleuren van de regenboog, zeven tonen in de tooladder en er zijn zeven dagen in een week. De dagen in de week zijn vernoemd naar de zeven zichtbare hemellichamen: maan, mercurius, venus, zon, mars, Jupiter en Saturnus. Gemakshalve wordt er van de zeven planeten gesproken.

De 7 planeten zijn weer verbonden met de 7 metalen:

Dag                 Planeet           Metaal           Latijnse naam

Zaterdag        Saturnus        Lood              Plumbum
Zondag           Zon                 Goud              Aurum
Maandag        Maan             Zilver              Argentum
Dinsdag          Mars               IJzer                Ferrum
Woensdag      Mercurius      Kwik               Mercurius
Donderdag    Jupiter            Tin                  Stannum
Vrijdag            Venus             Koper             Cuprum

De zon wordt altijd in goud afgebeeld, de maan in zilver. In de dagen van de week zitten de namen van de hemellichamen: zondag, maandag, zaterdag = Saturnus-dag. Sommige dagen van de week zijn naar Germaanse goden genoemd. Woensdag komt van Wodan, Donderdag van Donar, vrijdag van Freija. De mens keek ooit naar de planeten aan de hemel op als naar Goden. Zoiets staat nu misschien ver van ons af. Wij zien slechts stipjes aan de hemel zonder daar verder bij stil te staan. De planeten die we zien zijn echter uiterlijke fysieke verschijningen van geestelijke werelden met heel eigen van kwaliteiten. Fysiek zijn ze ver weg, geestelijk gezien speelt ruimte geen rol en zijn ze overal, ook in de mens aanwezig. Hun werkingen brengen het leven in al zijn verschijningsvormen tot stand.
De maankrachten bijvoorbeeld hebben met de voortplantingsorganen te doen. Vroeger werd de menstruatie maanstonde genoemd. Die komt maandelijks. In de minerale wereld is zilver het maan-metaal. Zodoende is zilver, in gepotentieerde vorm, een geneesmiddel voor het voortplantingsgebied. Bij menstruatieproblemen, of b.v. bij verminderde vruchtbaarheid kan men Argentum D6 geven.
(voor geneesmiddelen wordt de Latijnse naam gebruikt). En op die manier zijn alle zeven metalen belangrijke geneesmiddelen omdat ze een relatie hebben met allerlei organen en systemen in de mens.

Enkele voorbeelden:

Lood   Skelet, zintuigen, milt
Tin      Hersenen, kraakbeen, lever
IJzer    Bloed, ademhaling, gal
Goud    Hart, bloedsomloop
Koper   Nieren, schildklier, autonoom zenuwstelsel
Kwik   Slijmvliezen, klieren, longen
Zilver   Voortplantingsorganen, huid

Lood en kwik zijn giftig, maar door het potentiëren verdwijnt de giftigheid en komen heilzame werkingen naar voren. Homeopatisch lood kan helpen helderder te worden, of kan aderverkalking tegengaan.
Tin, Stannum, is als zalf goed voor gewrichtsklachten en in druppelvorm voor leverproblemen. IJzer, Ferrum, is bij bloedarmoede werkzaam, maar ook goed voor de weerstand. Ferrum sidereum (meteoorijzer) geeft meer weerstand bij griep en bij operaties.
Goud, Aurum, geeft verlichting bij depressies of helpt als goudzalf bij kinderen met nachtelijke angsten. Koper,
Cuprum is ontkrampend, als olie bij buikkramp en is verwarmend voor koude voeten en handen.
Kwik, mercurius helpt stromen daar waar stagnatie is, zoals bij een keelontsteking. Dit in de vorm van Zinnober oftewel Cinnabariet. Het is ook kalmeren voor ontstoken slijmvliezen, bij luchtweginfecties.
Zilver is hierboven al genoemd.

Warmtebehandelingen
Er zijn zeven warmteprocessen te onderscheiden waarmee de geneesplanten behandeld kunnen worden: digestio (37 C), overgieten, koken, destilleren, roosteren, verkolen en verassen. Met deze warmtebehandeling verandert niet alleen de samenstelling van het geneesmiddel, maar ook de plaats waar het in het lichaam werkt.
Een koud uittreksel werkt vooral op het koele, bewuste deel van de mens, het zenuw-zintuigstelsel. De huid hoort hier ook bij; het is een werking op de boven- buitenkant van de mens.  Rauwkost werkt verfrissend; het werkt op het “frisse”, koele gebied, het hoofdgebied. Bij het geneesmiddel kan men de werking op het hoofdgebied richten door een koud aftreksel te gebruiken. Neemt men een temperatuur van 37 °C, de temperatuur van het bloed, om een plant uit te trekken, digestio, vertering, dan krijgt het middel een verwantschap met het hart en bloedsomloop, met het middengebied, het ritmisch systeem. Geneesmiddelen voor het hart zoals Crataegus (meidoorn), worden zo bereid.
Wordt de plant gekookt, dan richt de werking van de plant zich op de stofwisseling, op het buikgebied, het onderste en inwendige.  Vandaar dat de mens gewassen vaak kookt alvorens ze te eten: het maakt de groente beter verteerbaar, beter toegankelijk voor de spijsvertering. In het geval van een medicijn wordt achter de naam van de plant vermeld: decoct. (van decoctum, afkooksel ), bijvoorbeeld Levisticum radix D3 decoct.
Waar de plant zich zelf al richt op warmte, namelijk in bloem, vrucht en zaad, daar is het plantaardige door zomer en zonnewarmte als het ware voorgekookt. Vruchten of zaden hebben zo vaak een warmtekwaliteit waardoor ze direct geschikt zijn voor de stofwisseling.

Een variant op het koken is het overgieten met kokend water (infusum); ongeveer zoals vroeger de koffie werd gezet. Hierbij komen in het hete water de vluchtige stoffen vrij, zonder door koken verder beschadigd te worden. Bloesems zoals linde en vlier worden zo behandeld.
Bij het destilleren wordt de plant langdurig met water gekookt; dampen ontwijken waarin vluchtige stoffen, zoals etherische oliën, aanwezig zijn. Deze damp wordt afgevoerd en afgekoeld. In het condensaat zitten onder andere de druppels etherische olie. Zoals eerder besproken zijn etherische oliën geurige, brandbare verbindingen die vaak niet alleen heerlijk ruiken, maar tevens versterkend werken, ook in de spijsvertering. Via de bijzondere warmtekwaliteit versterken ze de Ik-kracht in de mens.
Met roosteren (tostum) wordt droog verhit, zonder toevoeging van water. Hierdoor ontstaan geurige, zogenaamde aromatische stoffen. Bekend is het roosteren van suiker tot karamel. Dit proces van roosteren werkt stimulerend op de spijsvertering: een geroosterde boterham is lichter verteerbaar.
Grote verhitting leidt tot het verkolen (carbo). Hierbij wordt geen lucht toegelaten, anders zou de plantensubstantie verbranden. Wel wordt zo sterk verhit, dat alles, wat in gasvormige toestand kan overgaan, uitgedreven wordt. Alleen een zwarte massa van koolstof blijft over. Houtskool wordt zo gemaakt, met hout als uitgangsstof. Bij de verkoling wordt alles in gasvorm uitgedreven; de kool, de carbo, is dan ook “begerig ” naar gassen, naar lucht. Het stimuleert dan ook de doorluchting, de doorademing van het lichaam. Niet alleen bij darminfecties, maar ook bij infecties in het algemeen is een stimulans van de doorademing van het lichaam een hulp. Norit is zo’n koolpreparaat. Dit wordt bij diarree gebruikt en ook in gasmaskers en andere filters om giftige stoffen te absorberen.
Wordt tenslotte de verhitting tot het uiterste doorgevoerd, dan blijft na verbranding alleen nog de as over. Deze as oftewel het cinis preparaat bestaat uit de specifieke mineralen van een plant. Net als bij het carbo proces is nu alles wat kleur en leven was door de hitte ,,uitgeblazen “. Een as-preparaat werkt dan ook op de ademhaling, en wel zodat de uitademing gestimuleerd wordt. Bij nerveuze klachten en ook bij inslaapstoornissen is dit een hulp.
Samenvattend kunnen we zeggen dat koude aftreksels op de bovenpool werken.
Bij toenemende warmte verschuift de werking naar de onderpool, en bij extreme warmtetoediening verplaatst de werking zich weer in de richting van het middengebied, de ademhaling.

Alcohol en ritmische behandeling

Een plant wordt in de bereiding vaak uitgetrokken met alcohol. De alcohol heeft twee voordelen. Er worden stoffen uitgetrokken die in water onoplosbaar zouden zijn. Alcohol is vurig van karakter, het heeft warmtekwaliteiten. Zodoende lost het ook stoffen op die een warmtekwaliteit hebben zoals harsen en etherische oliën. Daarnaast geeft de alcohol een goede conservering. Een nadeel van alcohol is echter dat het ook agressief is. Het “bijt”. De subtielere kwaliteiten van de plant kunnen hierdoor beschadigd worden. Het is wat dat betreft een vraag of er bereidingswijzen zijn die de kwaliteiten van de plant zo veel mogelijk intact laten. Vooral het probleem van de conservering komt dan om de hoek kijken. Daar is toch een procedé voor gevonden.

Rudolf Hauschka, eén van de grondleggers van de antroposofische geneesmiddelenfabriek WALA, heeft een methode ontwikkeld waarbij ritme een belangrijke rol speelt. In de natuur ontwikkelt het plantenorganisme zich onder invloed van ritmen, zoals het dag- nachtritme en het daarmee verbonden warmte- koude-ritme. Een organisme dat zo ontstaat, en gezond is, vormt een harmonisch geheel en is niet aan bederf onderhevig. Een appel bederft heel lang niet, zolang deze niet beschadigd wordt. Hij heeft nog de kwaliteit van een geheel, een organisme. Het idee ontstond dat een plantaardige oplossing tot een zeker organisme zou kunnen worden, indien die bij de bereiding net als planten in de natuur, ook aan een ritme wordt onderworpen. Hiertoe stelt men gedurende een periode van een week de plantaardige oplossing afwisselend aan licht en donker en aan kou en warmte bloot.
Als tijd van belichting wordt genomen een uur vóór tot een uur na zonsopgang en een uur vóór tot één uur na zonsondergang. Rudolf Steiner heeft aangegeven dat op deze tijden van de dag gunstige invloeden vanuit de kosmos op de aarde inwerken.
De rest van de dag en de nacht wordt het plantenpreparaat donker en afgeschermd onder een turflaag weggezet. Overdag wordt de temperatuur op 37 °C gehouden, ’s nachts op 4 °C. Zo voltrekt zich een licht-ritme en een warmte-ritme. Er vind hierbij een licht gistingsproces plaats.
Deze behandeling heeft tot gevolg, dat plantaardige oplossingen, die normaal gesproken binnen afzienbare tijd tot bederf zouden overgaan, nu jarenlang, soms tientallen jaren lang, goed blijven.
De Wala gebruikt uitsluitend deze wijze van conserveren; de “W” en de “L” in de naam “Wala” staan ook voor “Warmte” en “Licht”.
Ook de Weleda heeft een vergelijkbare ritmische behandeling voor enkele van haar preparaten. Deze preparaten worden aangeduid met het achtervoegsel “Rh”.

Wijzen van toediening en hun werking op de mens

In de antroposofische geneeskunde worden aan de hand van het drieledig mensbeeld drie toedieningvormen onderscheiden.
De meest vanzelfsprekende wijze van gebruik van een geneesmiddel is het innemen ervan. Men noemt dit wel “per os”, dat wil zeggen, door de mond. Het middel komt gewoon via de stofwisseling het lichaam binnen. In de mond begint de werking al door de smaakzin, bijvoorbeeld bij een bittermiddel. De smaak geeft niet alleen een bewuste reactie, maar werkt ook in onbewuste zin door.
Het in de mond houden van een medicijn kan zodoende de werking wat versterken. In de maag en darmen wordt de vertering voortgezet en komt het geneesmiddel in de opbouwstroom van het lichaam.
Er zijn geneesmiddelen, zoals de preparaten van de maretak, die ingenomen, ‘per os’ niet werkzaam zijn. Daar is een andere toedieningsweg noodzakelijk. Hier is het de injectie de juiste toedieningsvorm. Dit heet wel “parenterale toediening”, dat wil zeggen, buiten de ingewanden om. De onderhuidse (=subcutane) injectie wordt veel gebruikt. Hiermee wordt toegang verkregen tot het ritmische gebied: dit is het gebied net onder de huid dat ritmisch doorstroomt wordt en waar de doorademing van het weefsel plaats vindt. De injectie wordt gekozen om een directe en sterkere werking te bereiken.
Wordt er in de spieren (intramusculair) of in de bloedbaan (intraveneus) geïnjecteerd, dan bereikt men de meest directe werking: het bloed stroomt immers ritmisch in korte tijd door het gehele lichaam.Ook dit valt onder het ritmische gebied.
Bij stomen brengt de waterdamp medicinale substanties, zoals tijm of kamille, mee in de luchtwegen, ook bij uitstek een ritmisch gebied.
De derde toedieningsweg is die via de huid. De huid hoort bij het zenuw-zintuigstelsel. Het is een grensgebied met veel bewustzijnskwaliteit. Niet alleen temperatuur, druk ed. worden waargenomen, ook geneeskrachtige substanties worden -onbewust- waargenomen. Uitwendige toepassing geeft de mogelijkheid om plaatselijk te werken, bijvoorbeeld het inwrijven van een pijnlijke plek met Arnica olie.
Met name kinderen reageren vaak goed op therapie via de huid.  Zij staan via alle zintuigen nog geheel open voor de buitenwereld.
Koper, een metaal dat doorwarmende en ontkrampende eigenschappen heeft, werkt bijvoorbeeld goed bij buikkrampen. Het wordt dan als olie op de buik ingewreven.
Bij geurende middelen zoals lavendel, speelt ook de bewuste waarneming via de gewone zintuigen mee.
Via drie wegen bereikt een medicament de mens: via het spijsverteringskanaal, via het ritmische middengebied en via de huid.

Houdbaarheid van geneesmiddelen

Op het etiket van het antroposofisch geneesmiddel staat een uiterste gebruiksdatum.
Deze datum is van overheidswege verplicht gesteld en in de meeste gevallen kan deze datum ruim overschreden worden, al naar gelang de grondsubstantie.
Er is een verschil tussen bederf en vermindering van werkzaamheid. Van bederf zal (met uitzondering van zalven en oliën, zie hieronder), slechts zelden sprake zijn. Het verminderen van werkzaamheid is verder minder van belang dan in de gewone geneeskunde, waar het vaak aankomt op de exacte dosis.

Druppels
Druppels bevatten bijna altijd alcohol. Daarmee wordt een langdurige houdbaarheid bereikt. De kwaliteit blijft 3-4 jaar behouden. Na zo’n 7-10 jaar wordt niet zozeer de kwaliteit slecht als wel de werkzaamheid minder.
De verdunning is hierbij van belang: hoe sterker verdund – hoe hoger het getal achter de “D”, bijvoorbeeld D15- hoe beter houdbaar. De middelen met een concreet stoffelijk gehalte , bijvoorbeeld een 10% middel, zijn eerder aan kwaliteitsvermindering onderhevig.
Sommige middelen zijn van zichzelf troebel en dienen voor gebruik te worden geschud tot de vloeistof homogeen is; hierbij is de houdbaarheid overeenkomstig zoals het etiket aangeeft. Indien de oplossing niet meer helder is en er een onoplosbaar bezinksel is ontstaan, dan kan het middel niet meer gebruikt worden. Voor druppels van middelen die met het ritmische proces zijn behandeld geldt ook de houdbaarheidsdatum. Deze zijn namelijk op waterbasis.

Korrels, poeder en tabletten
De basis waarmee korreltjes, poeder en tabletten zijn bereid bestaat uit sacharose en/of lactose, melksuiker. Deze melksuiker geeft een goede bescherming tegen bederf. De werkzaamheid blijft echter minder lang behouden dan bij het gebruik van alcohol als conserveermiddel. Gedurende een periode van 2-3 jaar is een goede werking te verwachten. Sommige mensen hebben een lactose-intolerantie. Heel kleine hoeveelheden lactose zoals bij deze poeders kunnen meestal probleemloos worden verdragen. Het gaat om een intolerantie, niet om een allergie waarbij ook kleine hoeveelheden klachten kunnen geven.

Zalven en oliën
Voor de zalven en oliën worden geen chemicaliën ter conservering gebruikt in de antroposofische geneeskunde. Daarbij zijn de toegevoegde geneeskrachtige substanties vaak procentueel – een zalf bevat slechts bij uitzondering gepotentieerde middelen. Vandaar dat de houdbaarheid niet erg lang is.
Ruikt een zalf of olie ranzig, dan is het beter hem weg te doen. Een aromatische olie kan de geur verliezen. Na zo’n 2-4 jaar gaat de kwaliteit en werkzaamheid vaak te sterk achteruit.

Bewaren
Factoren die de houdbaarheid negatief beïnvloeden zijn licht en warmte. Licht heeft een afbrekende invloed. Vandaar dat de geneesmiddelen in bruin glas of in karton verpakt zijn. Te veel warmte, in de zon liggen, en ook te sterke kou werken beschadigend. Vooral warmte-wisselingen werken negatief.De stabiele temperatuur van een kast is vaak het beste.

Algemene aanwijzingen voor het gebruik

Ritme
Een geneesmiddel wordt meestal driemaal per dag voor de maaltijd ingenomen. Niet alleen bieden de maaltijden een zeker houvast om aan het innemen te denken; ook biologisch gezien is rond deze tijd het lichaam erop gericht iets op te nemen. Het beste tijdstip ligt een half uur tot 5 min. voor de maaltijd. Men is dan hongerig en het organisme is open voor alles wat wordt ingenomen. Vergeet men het medicijn in te nemen, dan kan dat later nog ingehaald worden.
Het ritme van innemen is belangrijker dan de exacte dosis.
Puur in de mond innemen en het middel er even in houden is het beste. Vanwege het alcoholgehalte van de druppels is verdunnen met een lepel water mogelijk; bij kinderen is dit verdunnen noodzakelijk. Dan kunnen de druppels ook in een beetje vruchtensap of in een bodempje lauwe thee gegeven worden.

Dosering van druppels
Een gebruikelijke dosering is 3 maal daags 5 tot 10 druppels. Het exacte aantal is niet wezenlijk, men kan bijvoorbeeld ook kiezen voor 3 maal 7, of 3 maal 12 druppels.
Voor kinderen dient men de dosis te halveren, voor baby’s en peuters is een kwart van de dosis voldoende. Bij hooggevoeligheid met een lage dosering beginnen en rustig opbouwen.
In geval van een acuut ziektebeeld is de frequentie vaak hoger en wordt wel ieder uur of óm het uur (dus ieder 2e uur) ingenomen. Bij een beginnende griep kan men b.v 6x daags 12 druppels nemen. Bij chronische ziekteproblemen daarentegen wordt soms maar één maal daags iets ingenomen.

Dosering korrels en tabletten en poeder
De WALA korreltjes worden meest 3x daags 5-10 korrels gedoseerd. De de zeer kleine korreltjes van Kinfludo (Weleda) voor kinderen van 1-5 jaar 3-4x daags 8-10 korreltjes, oudere kinderen  om de1 à2 uur 8-10 korreltjes.  Een Weleda granule is groter; een basisdosering is 3x daags 3-5 granules.
Een tablet komt globaal overeen met 5 druppels. De dosering kan dus 3 maal daags 1 à 2 tabletten bedragen. Tabletten worden minder gemaakt omdat de kwaliteit door de bewerkingen iets die nodig zijn minder is. (Op de Weleda website kunt u precieze doseringen per leeftijd vinden onder ‘overzicht Weleda natuurlijke geneesmiddelen en zelfzorgmiddelen’).
Een mespunt poeder komt ongeveer overeen met 3 druppels, een halve theelepel poeder met 6 druppels. Er zijn grote en kleine theelepels. Het gaat om een middenmaat. Er zit meestal een klein maatschepje bij de poeders van ¼ theelepel.

Pepermunt, koffie en sigaretten
In de homeopathie is van oudsher het gebruik van pepermunt, koffie en tabak tijdens een behandeling met geneesmiddelen niet toegestaan. Deze aanwijzingen gaan terug op de grondlegger van de homeopathie, Hahnemann. Hij zou deze aanwijzingen overigens slechts voor de behandeling van bepaalde typen ziekten hebben bedoeld. Het is wel voorstelbaar dat de sterke prikkels van deze genotmiddelen, de invloed van een homeopathisch of antroposofisch geneesmiddel deels zouden kunnen overstemmen.
In dat opzicht zijn er in deze tijd vele vergelijkbare prikkels die in zekere mate een verstoring van de werkzaamheid zouden kunnen geven. Wil men een optimaal resultaat van een behandeling met geneesmiddel, dan verdient het aanbeveling overmatige prikkels, zowel qua voeding als ook in immaterieel opzicht, zoveel mogelijk te beperken. Het zou anderzijds te ver gaan om te beweren, dat dergelijke genotmiddelen als bovengenoemde, of andere, de werking van de geneesmiddelen grotendeels teniet zouden doen.

Gewone geneesmiddelen in combinatie met antroposofische geneesmiddelen
Het is een vraag of de grove biochemische werking van het “gewone”, allopatische geneesmiddel zich laat combineren met de verfijnde werking van een antroposofisch of homeopathisch geneesmiddel.
Er zijn argumenten om ze zo nodig wel te combineren. De werking van deze soorten middelen zijn van een geheel ander niveau. Al zal het antroposofisch middel meer gehinderd worden door het allopatisch middel dan andersom, toch kan dan van verschillende zijde, op verschillend niveau, op het organisme ingewerkt worden. Bij het luisteren naar muziek kan het wel zijn, dat het steeds voorbij denderen van een vrachtwagen de muziek overstemt. Tussendoor kan er echter nog voldoende geluisterd worden. Op die manier kan het antroposofisch middel voldoende werken naast de invloeden van het allopathisch middel.
Wel is af te raden deze verschillende soorten geneesmiddelen op hetzelfde tijdstip in te nemen. Het is beter om er een half uurtje tussen te houden.

Afkortingen op het recept en etiket

R/ (Recipe)      Men neme
S/ (Signa)          Gebruik
dd. (de dato)    keer daags
gtt   (guttae) druppels
trit  (trituratio) poeder
tabl      tabletten
ung   (unguentum ) zalf
D6   6e  Decimaal     106verdund
comp  compositum      samengesteld
C3 3e  Centicemaal     1003  verdund
a.c.   (ante coenam)      voor de maaltijd
p.c. (post coenam)      na de maaltijd
a.n.  (ante noctem)      voor de nacht
iter      herhaal
supp  (suppositorium)      zetpil
pulv.  (pulvis)       poeder
met.  prep. (metallicum preparatum), metaal neerslag
flos      bloem
radix      wortel
pl. tot.   (planta tota)      gehele plant
herba      bovengrondse plantendeel
semen      zaad
fructus       vrucht
summitates       jonge twijgen

 

Huisapotheek

Voor de acute en/of eenvoudige aandoeningen kan men het beste een aantal geneesmiddelen in huis hebben. Met name in een gezin met kinderen is dit erg nuttig.
Bij kleine ongelukjes en begin van ziekte, heeft u de benodigde middelen dan direct bij de hand. Vaak is er juist op zo’n moment geen gelegenheid naar de apotheek te gaan. Soms kunt u zelf bepalen wat u nodig heeft (hangt van uw ervaring af), een andere keer zal het nodig zijn de arts te raadplegen.
Door in een schrift bij te houden wie, wat, waarvoor heeft ingenomen of toegepasten hoe het heeft gewerkt, stelt u zichzelf in staat bij een volgende keer daarop terug te grijpen. Medicijnen op alfabet gerangschikt op een plank in de kast bevordert de overzichtelijkheid van datgene wat u in huis heeft. Weet u niet meer waar bepaalde middelen voor dienen, dan kunt u ze meenemen naar het spreekuur en dit aan de arts vragen.

Hersenschudding ARNICA D6 dil * : 3 maal daags 12 druppels en daarbij
OXALIS 10% zalf : 2 maal daags buik inwrijven

Hoofdpijn KEPHALODORON 5% tabl.: 3 tot 6 maal daags 2 tabl.
BIODORON 0,1%  * (lichtere vorm) 3 tot 6 maal daags 2 tabl.

Oogontsteking KAMILLE (thee) : Warm Kompres met het theezakje; regelmatig

Oorontsteking  ●APIS BELLADONNA cum MERCURIO   3-6x daags 12 glob
LEVISTICUM RADIX D3 : 3-6x daags 12 druppels
UI: sap van ui op watje en dit in het oor laten opdrogen.

Holteontsteking HEPAR SULFURIS CALC. D4: 5 maal daags 1/2 theelepel
BERBERIS QUARTZ : 5 dd 3 granules
Cochlearia radix 10% zalf: 3 maal daags dun op gelaat

Keelontsteking · CINNABARIET D6 TABL * . :3-5 maal daags. 2 tabl.
ZINNOBER cps. 3-5d ½ theelepel   3-5maal daags 12 glob
Gorgelen met SALIE-thee

Verkoudheid   of griep: ●INFLUDO 3-5 maal daags. 12 druppels. In begin ieder uur 15 dr.
NEUSCREME  WALA
Hoest ·              BIO TIJMSIROOP * : 6 maal daags 1 eetlepel
EUCALYPTUS OF THYM OLIE,  PLANTAGO BRONCHIALBALSEM
2 maal borst/ hals, ev rug, gezicht
Hoest, droog  BALSEMIEKE MELISSEGEEST *   regelmatig 15 druppels

Buikpijn    KAMILLE thee 3-5x daags 1 kop thee, of als hete omslag op de buik
● BALSEMIEKE MELISSEGEEST 3-5 XDAAGS  5-15 DRUPPELS
CHAMOMILLA CPS zetpillen voor kinderen 1-3d 1 zetpil (ook voor            volwassenen)

Diarree        BIRKENKOHLE cps caps, 3xdaags 1 capsule (ev open maken en door de vla)

Obstipatie    HEPATODORON *  3x daags 2 tabl.

Spit    ARNICA SPIERBALSEM (WELEDA) zalf : 2 -3 maal daags inwrijven
MAGNESIUM PHOSPHORICUM ACIDUM D6  3-5x daags 15 druppels

Uitslag van de huid  CALENDULA zalf * /gel : 2 tot 4 maal daags opbrengen

Insectenbeten  URTICA gel *  : regelmatig opbrengen

Brandwonden · ●URTICA gel, frequent opbrengen, steeds als de pijn weer opkomt

Wonden      MERCURIALIS ONTSTEKINGSZALF WELEDA : 2 maal daags opbrengen

Kneuzing, verstuiking ed. ARNICA 30% gel *  of
●ARNICA SPIERBALSEM *  : 2 -3 maal daags inwrijven

Slaapstoornissen AVENA VALERIANA 1-2 maal 12 druppels voor de nacht

 

  • : aanbevolen in huis te hebben
    * : vrij verkrijgbaar

Verkrijgbaarheid

De antroposofische geneesmiddelen zijn in iedere apotheek verkrijgbaar. Vanwege het grote aantal verschillende soorten middelen dat kan worden voorgeschreven zal een apotheek niet zelden moeten bestellen. Met 1-2 dagen kan zo’n bestelling meestal wel geleverd worden.
Er zijn twee grote firma’s die de antroposofische geneesmiddelen leveren: de Weleda en de Wala. Deze bedrijven hebben hun hoofdbedrijf in Duitsland en Zwitserland, Weleda heeft ook een vestiging in Nederland.
Niet alle onderstaande middelen zijn overigens zonder recept verkrijgbaar.
De meeste middelen zijn van WELEDA, tenzij anders vermeld.
WALA middelen zijn alleen in Duitsland te bestellen; bij de Schloss apotheek kunt direct online bestellen (Schlossapo.de).
Er is ook een complementaire geneesmiddelen app. waarmee medicijnen besteld en thuisbezorgd kunnen worden (wel foto van het recept vereist).

Tenslotte
Het bijzondere van de antroposofische geneeskunde is dat de reguliere geneeskunde de basis is, maar daarnaast een holistisch, geestelijk beeld van de mens wordt gehanteerd.
Er wordt zowel een reguliere als een antroposofische diagnose gesteld. Dat werkt door in de keuze van de medicatie. Er is een keuze voor voor antroposofische middelen, reguliere middelen of voor beide mogelijk. Het beste van twee werelden.