Ziekte en genezing

Ziekte en genezing

 

Wat is ziekte?
Bij ziekte moeten we de aanloop onderscheiden van het uiteindelijke ziek zijn. In de aanloop zit het probleem. We genieten van zwemmen in de koude zee en vervolgens gaan we ’s avonds hoesten en krijgen koorts. We zijn ziek geworden, zeggen we dan, en bedoelen de koorts en het hoesten. We gaan hier van uit: ziekte betreft het ongemak, de symptomen. Terwijl de symptomen eigenlijk een uiting zijn van herstelactiviteiten van het lichaam.

Genezing
In de antroposofische geneeskunde is ziekte geen zinloze en toevallige zaak. Bij nadere beschouwing heeft ziekte medisch-antroposofisch gezien niet persé een negatieve kleur. (we leggen het accent nu op acute ziekten – bij chronische ziekten komt vaak meer kijken).
Ziekte is, hoe onaangenaam ook, in principe nuttig en noodzakelijk. Het is een herstelpoging. Een poging om een verloren evenwicht tussen de wezensdelen weer te herwinnen.

In de antroposofie worden vier ‘lagen’ in de mens onderscheiden: het lichaam, het levenslichaam (een soort energielichaam), de ziel en de geest. Ze zijn delen van het menselijk wezen en worden daarom wezensdelen genoemd. Ze hebben een overeenkomst met aarde, water, lucht en vuur. Ze werken intensief op elkaar in.

Kleine onevenwichtigheden kunnen in de slaap hersteld worden. Dan werkt de wijsheid van de geestelijke wereld aan de mens. Maar als de verschuivingen te sterk worden, dan is er meer nodig. Een dieper ingrijpen is nodig, bv met behulp van koorts. In feite is koorts een zichtbaar fenomeen van het hogere geestelijke, het Ik, dat genezend ingrijpt. Het is misschien onaangenaam, het gewone leven wordt onderbroken, de patiënt is gevloerd. Maar in feite zijn we getuige van een genezingsproces. Worden in het gewone dagelijkse leven niet ook moeilijkheden met veel pijn en moeite rechtgezet? Daarom is het bestrijden van koorts een hachelijke zaak – extreme situaties daargelaten. Het Ik zorgt voor herstel en evenwicht, zowel op psychisch als op lichamelijk niveau.

Ontwikkeling
Men zou zich kunnen afvragen of een onevenwichtigheid tussen de wezensdelen nu zo’n probleem is. Dat is het toch wel. Zo’n onevenwichtigheid heeft het probleem dat een mens daarin vastzit. Een eenzijdigheid ontstaat. En dat belemmerd een mens. Net als iemand met een verslaving. Allerlei ontwikkelingen worden geblokkeerd, omdat de verslaving alle aandacht opeist. Een mens is onvrij. Voor de antroposofie is het een van de wezenlijke zaken in het leven dat een mens zich kan ontwikkelen en niet gedwongen stil blijft staan. Voor ontwikkeling is een bepaalde vrijheid, beweeglijkheid nodig. Het gaat dan om een innerlijke vrijheid. Uiterlijk kan iemand geheel vast zitten in een situatie, maar innerlijk zich toch blijven ontplooien. Een goed voorbeeld is Mandela, die vele jaren gevangen zat en toch een vrij mens was. Hij is het voorbeeld van een mens met een sterke geestkracht, een sterke Ik-kracht. Hij is gezond gebleven ondanks de omstandigheden. Veel mensen zitten op een bepaalde manier vast in een situatie. Toch is innerlijke ontwikkeling ook dan mogelijk.

Wat is genezen?
Genezen is een probleem overwinnen door het doormaken van een ziekteproces. Na dat ziekteproces is men “beter”. Dus niet: “weer de oude”. Het klinkt door in het gezegde: “daar is hij nu wel van genezen”. Dat betreft niet een gewone ziekte. Het betekent dat iemand met de nodige moeite iets heeft doorstaan waardoor hij nu weet: dat moet ik niet meer doen, ik ben nu wel wijzer!

Waarom is de een ziek en de ander niet?
Met een verstandige levenswijze kan een mens beter in evenwicht blijven en dat kan een betere gezondheid betekenen. Toch spelen ook heel andere factoren een rol. De een komt bv met een zwakker gestel op de wereld dan de ander. Dat gestel is iets wat overgeërfd is van de ouders. Dat moet in de eerste zeven jaar zo veel mogelijk eigen worden gemaakt. Daar zijn koortsende ziekten goed voor, zoals de kinderziekten. Die doorwerken het lichaam. Als dat lukt, wil dat nog niet zeggen dat alles nu op orde is. Ieder mens heeft zijn sterke en zijn onevenwichtige kanten. Dat brengt een mens mee – uit vorige levens op aarde. En dat kan betekenen dat in dit leven nog een en ander recht te zetten is. Ziekte is daarbij een hulp, soms zelfs een noodzaak. Hier werken wetten en wijsheden die ons verstand te boven gaan. Rudolf Steiner beschrijft hoe een serieus probleem zich in een volgend leven een niveau lager manifesteert, in het astraallichaam, in weer een volgend leven in het etherlichaam en nog een leven verder in het fysieke lichaam. Dan is het klaar, dan is het probleem opgelost. Dat een mens veel ziek is en veel te verduren heeft kan dus liggen aan dit soort diepere oorzaken. Het is daarbij niet ondenkbaar dat een mens er zelf voor gekozen heeft in dit ene leven veel oude zaken tot een oplossing te brengen. Terwijl anderen het rustiger aan doen, het ten dele voor zich uit schuiven.

Wat kan een ziekte over jezelf vertellen?
Een ziekte kan duidelijk maken waar je sterke en waar je zwakke kanten zitten. Allereerst wordt iets duidelijk aan hóe je een ziekte doormaakt. De één probeert te ontkennen dat er iets aan de hand is en gaat zo lang mogelijk door, de ander laat al snel het bijltje erbij vallen. De één wil er niemand bij hebben , de ander roept al snel alles en iedereen aan. Geduld hebben, pijn doorstaan, angst doorstaan, tegenvallers opvangen enz, er is veel te beleven in het ziek zijn. Juist in moeilijke situaties leer je jezelf kennen. Meer in medische zin kan in de loop van de tijd ook duidelijk worden waar sterke en waar zwakke punten liggen. Hoe is de vitaliteit, hoe vaak is men ziek, hoe snel verloopt de genezing, is er neiging tot depressie (etherlichaam), hoe is de neiging tot verkramping, zijn er altijd weer buikklachten, komen er snel angsten bij, hoe hoog is de basisspanning, is er steeds een lang ziekteproces, zijn er vaak meerdere klachten, snel stuwen, steeds hoofdpijn (astraallichaam) enzovoorts, Iedereen heeft zo heel eigen neigingen, problemen maar ook kwaliteiten. Daaruit kun je dan van alles lerenbv. Dat je hooggevoelig bent, of op de zware hand bent, of een zwakke vitaliteit hebt, een gezonde lever hebt, of zwakke longen etcetera.
Aan de meeste eigenschappen, gunstig of niet gunstig, zit ook weer een keerzijde.

Hoe kun je daarop zinvol reageren?
Zelfkennis door ziekzijn is in de eerste plaats nuttig voor jezelf. Het geeft de mogelijkheid bepaalde conclusies te trekken en van daaruit bepaalde maatregelen te treffen. Leidt bv een van nature zwakke vitaliteit steeds tot infecties, dan kan meer aandacht voor voldoende nachtrust al een stuk verbetering geven. Is er steeds sprake van pijn of verkramping in de buik, dan kan een aangepaste voeding en aandacht voor ritme in de dag verbetering geven. We moeten net zo slim worden als de ezel: ons geen tweede keer aan de steen stoten.
Je kunt ook in psychische zin profijt hebben van zelfkennis door ziekte-ervaringen. Je kunt valkuilen steeds beter herkennen en vermijden. Anderzijds is het zinnig goede kwaliteiten ook daadwerkelijk te benutten. Zelfkennis geeft rust en relativeringsvermogen. Het leidt tot meer geduld met jezelf en tegelijkertijd tot innerlijke veranderingen en vernieuwing.

Wat kan de arts doen?
De taak van de arts is een diagnose te stellen en een therapie te bedenken. De diagnose is het belangrijkst. Uit een goede diagnose volgt al haast vanzelf een therapie. Is de rugpijn afkomstig van de nieren dan is een behandeling van de nieren noodzakelijk. Komt de rugpijn vanuit de rugspieren is massage daarvan nodig. Voor een diagnose is goed overleg nodig tussen arts en patiënt. De arts moet kunnen vragen wat medisch nodig is te weten, en de patiënt moet kunnen vertellen wat hem/haar dwars zit. Al pratend kan duidelijk worden waar het om gaat. De patiënt weet vaak wel ongeveer waar het aan schort. De arts kan vanuit medische kennis inschatten om welk soort ziekte het gaat, welk orgaan betrokken kan zijn en welke wezensdelen iets nodig hebben. En de keus van medicijnen of bepaalde therapie is ook aan de arts. Voor een behoorlijk deel kan hij deze inzichten overbrengen op de patiënt; mede afhankelijk van hoeveel de patiënt wil weten. Veel meer dan vroeger kan daarover overleg zijn. En men hoeft het niet altijd eens te zijn met de arts.

Wordt de patiënt ook ondersteund als er sprake is van lijden?
Naast het ontwikkeling van zelfkennis, vrijheid en levenservaring is verlichting van pijn en klachten ook wenselijk. Een antroposofisch arts gebruikt indien noodzakelijk ook pijnstillers bij pijn, antidepressiva bij ernstige depressie, slaaptabletten bij slaapproblemen. Daarnaast kan lijden verlicht worden door een zo goed mogelijke diagnose, goed overleg, en luisteren naar wat de patiënt nodig heeft. Bij lijden kan diclofenac of morfine heel belangrijk zijn, maar ook inzicht en informatie, en niet op de laatste plaats, ook aandacht en betrokkenheid. Andere therapeuten dan de arts spelen daar ook vaak een belangrijke rol.
De patiënt doorstaat zijn ziek-zijn en zijn leed het best vanuit zijn geestkracht, zijn Ik-kracht. Het ligt in de antroposofische aanpak, in middelen en therapieën, om die kracht aan te spreken en te ondersteunen.

 

Huib de Ruiter
(Binnen-Buiten 2006)