Dementie
Dementie
Dementie is een ziekte van de oude dag. Het begint meestal vanaf het 65-70e jaar. In Nederland lijden zo’n 180.000 mensen aan dementie, evenveel als het aantal kinderen dat ieder jaar geboren wordt. Het komt 2x zoveel bij vrouwen voor als bij mannen.
Veel mensen zijn bang dement te worden. Men is bang voor een proces van aftakeling en afhankelijkheid. Bij vergeetachtigheid of desoriëntatie komt deze angst snel op, terwijl het vaak gewoon door moeheid en overbelasting van het hoofd komt. Wanneer is er wél sprake van beginnende dementie? Wat is dementie eigenlijk voor een ziekte? Veel ziekten hebben zo hun betekenis. Zou dementie ook enige betekenis en zin kunnen hebben? Is er preventie mogelijk?
Alzheimer en het denken
De-ment betekent: weg van het verstand. (ter vergelijking: compos mentis betekent : bij je verstand). Het weten, kunnen en begrijpen van de dingen gaat achteruit. Met een moeilijk term spreekt men de achteruitgang van cognitieve functies. Het meest bekend is de achteruitgang van het geheugen en van het denken.
Er zijn meerdere soorten dementie, maar twee zijn het meest voorkomend: de Alzheimer dementie (70%) en de vasculaire dementie (vaatdementie, de bloedvaten zijn het probleem)(15%).
De ziekte van Alzheimer is vernoemd naar Alois Alzheimer, een Duitse hersenonderzoeker die ruim een eeuw geleden de ziekte voor het eerst beschreef, met de bijbehorende hersenafwijkingen. In die tijd was al wel het beeld bekend van de ‘dementia senilis’, het kinds worden van de oude mens.
Symptomen
Bij Alzheimer gaan de volgende gebieden achteruit:
Geheugen
Denken
Woordvinden
Oriëntatie in tijd en plaats
Ook komen er met de tijd problemen met het spreken (afasie), het herkennen (agnosie) en het kúnnen (apraxie), b.v. jezelf aankleden. Er kan decorumverlies ontstaan (plassen in het openbaar e.d.) en ook angst en achterdocht. Uiteindelijk is er geen ziektebesef meer.
In een voorstadium kunnen opvallen: onzekerheid, emotioneel terugtrekken, passiviteit, verminderde zorgvuldigheid.
Vasculaire (vaat) dementie en de wil
Bij vasculaire dementie gaat het om slechte bloedvaten. Er is er vooral sprake van traagheid. De mimiek is verzwakt en de spraak minder duidelijk. Er ontstaat een apathie, het lopen gaat achteruit tot schuifelen. Bij dit beeld is de wil, het doén verzwakt. Het hele beloop is bij vasculaire dementie niet zozeer geleidelijk maar meer schoksgewijs. Het geheugen gaat achteruit, maar op een andere manier: het is moeilijk herinneringen op te halen; maar ze zijn er wel. Er komen ook nieuwe herinneringen bij, in tegenstelling tot bij Alzheimer. De film wordt a.h.w. wel gemaakt, maar is vervolgens moeilijk op te diepen. Deze vorm van dementie komt vaker bij mensen voor die dominant zijn, die einzelgängers en doorzetters zijn.
Door slechte bloedvaten komt er minder voeding in de hersenen en gaat weefsel verloren. Risicofactoren zijn hier alle voor de bloedvaten nadelige factoren, zoals roken, suikerziekte, hoge bloeddruk enz.
De ziekte van Pick en het gevoelsleven
Er is ook nog een dementievorm die met het gevoel te maken heeft: de ziekte van Pick (frontoremporale dementie). Daar is sprake van gedragsproblemen. Er zijn boze uitvallen, sociale situaties worden niet goed ingeschat en er is impulsief gedrag.
We gaan ons nu richten op de ziekte van Alzheimer, de meest voorkomende vorm van dementie.
Drie stadia bij de ziekte van Alzheimer
Het beloop van de ziekte van Alzheimer beslaat zo’n 12-15 jaar. Daarvan is men ongeveer 2/3 thuis en 1/3 in een verpleeghuis. Er worden wel drie stadia in het beloop onderscheiden:
1. Het stadium van het bedreigde Ik: het geheugen gaat achteruit, men weet het van zichzelf, men probeert het te compenseren met alles op briefjes te schrijven. Het vergeten wordt ontkend.
Er ontstaat stress en angst voor confrontaties. Contact met mensen wordt vermeden, men trekt zich sociaal steeds verder terug. Er zijn voortdurend verlies-ervaringen.
2. Het stadium van het verdwaalde Ik: Er is steeds meer controleverlies. De patiënt leeft geleidelijk aan steeds meer in het verleden. Tenslotte is er de beleving dat de ouders nog leven, de partner wordt daarentegen niet meer herkend. Dit is een latere fase, vaak al in een tehuis.
3. Het stadium van het verzonken Ik: de patiënt ligt op bed, reageert niet meer op aanspreken, spreekt zelf ook niet meer en reageert alleen nog op aanraking en eten geven. Vaak wordt een foetus houding aangenomen.
Oorzaak: eiwitten in de hersenen.
In de hersenen is bij de ziekte van Alzheimer iets karakteristieks te zien: er ontstaan plakkaten en kluwens van eiwit. Dat heeft destijd Allois Alzheimer ook al gezien. Tussen de hersencellen ontstaan plakkaten van een soort eiwit, B-amyloid. Dat is een vervormd eiwit dat niet meer wordt opgeruimd en dus neerslaat. Daarnaast is er een probleem ín de hersencellen. Daar hopen zich ook eiwitten op, zg Tau-eiwitten. Die vormen kluwens in de cel. Daardoor komen de hersencellen in de verdrukking en sterven af. Er is zodoende sprake van een soort versneld verouderingsproces van de hersenen. Nu is er bij bijna de helft van de 90-jarigen géén van deze eiwitproblemen te zien, dus zo normaal is dit verouderingsproces toch ook weer niet.
De hersenen zitten bij ziekte van Alzheimer in ieder geval overvol – met eiwitten. Een andere ziekte waar ook een opstapeling plaatsvindt is jicht. Bij jicht wordt urinezuur niet goed afgevoerd en blijft op bepaalde plekken, met name bij gewrichten zitten. Men spreekt bij dementie dan ook wel van jicht in de hersenen. Alleen speelt afbraak van weefsel een veel grotere rol bij Alzheimer dan bij jicht.
Aangetaste hersenen bij nonnen
In de 80-er jaren werd een groot onderzoek gedaan bij Franse nonnen van 75 tot 106 jaar. Zij stemden toe dat na hun overlijden hun hersenen onderzocht mochten worden. Daarbij bleek dat bij ernstig aangetaste hersenen de dementieverschijnselen wel heel vaak voorkwamen, maar bij 30% toch niet. Bij een 104-jarige non bijvoorbeeld waren de hersenen totaal aangetast, maar ze bleef tot aan haar dood volkomen helder.
Deze bevindingen laten zien dat we niet te simpel moeten denken over de oorzaak van Alzheimer. En er zijn nog meer ervaringen die erop wijzen dat de relatie tussen zieke hersenen en geestelijk functioneren niet altijd overeenkomt. Het is bijvoorbeeld voorgekomen dat zwaar demente mensen vlak voor hun dood nog volkomen helder kunnen worden, dierbaren weer herkennen en weer met verstand kunnen spreken.
Dit verschijnsel heet terminale helderheid. Een bijzonder voorbeeld daarvan is het volgende verhaal** : een dementerende oudere dame, wier enige zoon en man overleden waren en die in een verzorgingshuis woonde, werd eenmaal in de vijf á zes weken bezocht door haar nicht. De nicht nam haar tante dan mee voor een ritje met de auto en ze dronk na afloop van de rit een kopje koffie met haar tante in een café. De nicht haalde dan herinneringen op uit het verleden en vertelde haar tante erover, maar tante reageerde niet en keek haar alleen maar met een glazige blik aan. Zo ging dat 10 jaar lang door, zonder dat tante ooit een woord sprak. Tot die ene keer. Weer zaten tante en nicht aan de koffie in het café. Maar plotseling trad tante uit haar dementie en zei: als je me weer terug hebt gebracht naar het tehuis, dan ben ik weer helemaal opgeladen en kan ik er weer weken tegen! En ik weet dat je altijd voor mij hebt gebeden. Maar wat je niet weet, is dat ik ook altijd voor jou heb gebeden! De nicht was volkomen perplex. Ze vertelde: het gesprek met mijn tante duurde waarschijnlijk niet langer dan 5 minuten; toen was het over en sloeg de dementie weer toe. Het was met recht een bijzondere dag, want het was de laatste keer dat ik mijn tante zag. Drie dagen later is ze plotseling overleden.
Risicofactoren
Er zijn een aantal risicofactoren bekend. Bij de nonnen merkte men dat nonnen met een rijk taalgebruik minder vaak dementie kregen dan nonnen met een beperkt taalgebruik. Er zijn meer risicofactoren. Eén factor zegt op zich nog niet zo veel. Het gaat meer om de combinatie van meerdere factoren.
minder creativiteit
weinig denkbeelden per 100 woorden
lagere opleiding
schedeltrauma
frequent narcose
verminderde eigen activiteit
weinig beweging
passieve persoonlijkheid
conflict vermijdend
depressieve perioden
Mannen zijn minder vaak passief en conflict vermijdend. Misschien dat dat mede een reden is dat vrouwen twee maal zo veel aan dementie lijden.
Drie geheugenlagen
Een kind heeft een soort onbewust geheugen, het lokale geheugen. Als een klein kind bij opa en oma komt, kan het zijn dat het naar de kast rent om speelgoed te pakken. Door de herkenning van de omgeving komen de beentjes in beweging. Thuis weet het kind daar niet meer van.
Iets oudere kinderen ontwikkelen een ritmisch geheugen. Liedjes kunnen door het zangritme onthouden worden. Tafels worden geleerd door ze ritmisch op te zeggen.
Vraag je dan hoeveel is 5 x 7, dan wordt de tafel van zeven vanaf het begin opgezegd. In oude tijden konden zangers enorme lange verhalen zingend tevoorschijn brengen. Dat hadden ze niet uit het hoofd geleerd! De Engelsen zeggen ’to learn by heart’: met het hart leren. Dat zou mooi kunnen passen bij het ritmisch geheugen. Dit geheugen is ook een beeldgeheugen. Verhalen, sprookjes worden als beelden onthouden.
Met 7 jaar moet het abstracte denken klaar zijn. Dan is er een denkend bewustzijn dat kan abstraheren. Herinneringen kunnen bewust en gericht worden opgehaald.
Bij de dementerende gaat het geheugen de omgekeerde weg. Allereerst verdwijnt het abstracte geheugen. Het ritmische geheugen komt weer tevoorschijn. In zijn boek over Dementie* beschrijft Jan Pieter van der Steen hoe een oude vrouw steeds de namen van de kleinkinderen vergat. Ze leed daaronder.
Op weg naar haar kleinkinderen zongen ze een rijmpje op de melodie van ‘altijd is Kortjakje ziek’ :
José Patrick, Jan en Tom
Hen bezoek ik, ja ik kom
Nooit ben ik bij hen alleen
In hun huis in Hoogeveen
José Patrick, Jan en Tom
Hen bezoek ik, ja ik kom
Het geheugen wordt wel eens als een boekje beschreven waar in je iedere dag een bladzijde bijschrijft. Bij dementie komen er geen nieuwe blaadjes meer bij, er worden er steeds uitgescheurd.
Zit het geheugen in het hoofd?
Men gaat er tegenwoordig van uit dat het geheugen zich in het hoofd bevindt. Via de zintuigen komen prikkels binnen, die worden door de hersenen verwerkt en op speciale plaatsen opgeslagen. Antroposofisch gezien is het hoofd een plek waar van alles bewúst wordt. Maar de impuls onstaat vaak in het lichaam. Herinneringen worden in de organen opgeslagen en deze herinneringen werken dan op de hersenen in zodat vervolgens het bewustzijn ervan ontstaat.
Er is een bijzondere relatie tussen buik en hersenen. Als de chirurg de buik open maakt, ziet hij een heel stel darmwindingen. En als de neurochirurg de schedel opent, ziet hij ook een heel stel windingen. Daar is een relatie tussen, er zijn overeenkomsten maar ook grote verschillen. Zoiets heet een metamorfose. We zien een omkering. In de buik liggen de organen aan de buitenkant: lever, maag, milt, nieren, blaas, baarmoeder. In de hersenen liggen de organen, kernen heten ze daar, in het centrum. En terwijl in de darmen er een en al levendigheid en warmte is, is het in het hoofd koel en stil. Daardoor is bewustzijn mogelijk: door je heel stil te houden. Als je wilt nadenken moet je niet teveel bewegen. Bewustzijn en herinneren staat niet los van het buikgebied.
Steeds meer wordt tegenwoordig duidelijk hoe sterk het buikgebied invloed uitoefent op de hersenen.
Bij orgaantransplantaties is bekend dat soms ontvangers van een donorhart veranderen en heel nieuwe gewoontes krijgen. Later blijkt dat het de gewoontes van de donor waren. Zo zien we dat in de organen ook een soort geheugen zit.
In ons spraakgebruik zit ook een aanduiding dat het geheugen niet in het hoofd maar lager zit: we moeten iets laten bezinken, of we gaan herinneringen ophalen.
Antroposofisch gedacht is het lichaam ons instrument. Als het instrument steeds slechter wordt, kunnen we het steeds minder benutten. Als we zo naar de demente mens kijken kunnen we bedenken: zijn instrument is aan het aftakelen en de geest kan zich minder goed manifesteren.
Zijn geest is minder aanwezig, maar is niet aangetast.
Kringloop van het leven
Het menselijk leven op aarde begint als heel klein, foetus. Een kind in de baarmoeder, een foetus heeft een foetus-houding. En bij dementie eindigt het levens soms in een foetushouding.
Het kinderlijke geheugen bouwt zich op tot het bewuste geheugen, bij de demente mens keert het bewuste geheugen terug naar het kinderlijke geheugen.
Als een kind geboren wordt, is zijn persoonlijkheid nog ver weg. Maar je kunt daar vaak wel iets van aanvoelen. De persoon, de geest gaat in het leven de hele ontwikkeling zich steeds meer in het lichaam te manifesteren. Dat heet incarneren, de geest komt in het lichaam (carnem = vlees).
Bij het kind weten we dat dat zal gaan gebeuren. Ook al is het kind nog niet zindelijk, of vergeet het van alles, of kan de dingen niet goed begrijpen, we accepteren dat volkomen in het vertrouwen dat het allemaal gaat komen. We behandelen kinderen met liefde en respect, de hele kleintjes zelfs wel met een zekere eerbied. Aan het eind van het leven is dat soms heel anders en bij dementie al helemaal. Maar de geest van de mens is er, op de achtergrond. Vanuit deze gedachten zouden we de dementerende mens net zo moeten begeleiden als het kind: met alle respect en alle vertrouwen dat het goed komt: dat de geest in de andere wereld geboren zal worden.
Geboorte van een geest
De grote dichter Novalis zei: als een mens geboren wordt, sterft een geest en als een mens sterft, wordt een geest geboren. Als je zo denkt, dan is de laatste fase van het mensenleven een losmaken van het lichaam, een noodzakelijk losmaken. Het kan ook heel plotseling gaan zoals bij een hartinfarct, maar ook heel langzaan, zoals bij dementie. Veel grote geniën van de laatste eeuwen werden dement. Een voorbeeld daarvan is de grote denker Kant. Ook hij werd dement. Nu kon Rudolf Steiner dat met zijn helderziendheid vanuit de geestelijke wereld zien. Hij zei daarvan dat terwijl Kant hier dement was, tegelijkertijd zijn geest al glorieus straalde in de andere wereld.
Goede kanten van dementie?
Mensen kunnen bij dementeren soms ten positieve veranderen. Angstige bezorgde mensen kunnen ontspannen raken. Bozige gespannen mensen kunnen mild worden (helaas kan het ook andersom). Ook kunnen kunstzinnige vaardigheden tevoorschijn komen. Bij kunstzinnige bezigheden is het denken immers meer tot last dan tot nut. Diepere lagen dan het denken kunnen in positieve zin te voorschijn komen.
Daarbij komt ook de vraag wel wat dit proces van dementeren te betekenen heeft in het licht van het leven na de dood. Als je er van uit gaat dat niets in het mensenleven toevallig is, wat zou dit proces dan voor nut kunnen hebben?
Er is een waarneming van Rudolf Steiner over het leven na de dood die enig licht op de zaak kan werpen. Na het sterven laten we het lichaam op aarde achter. De ziel en de geest beginnen aan hun weg in de andere wereld. Door terug te kijken op het aardeleven, verwerkt de mens dit aardeleven en kan het steeds meer los gaan laten, de inzichten en lessen meenemend van dit leven voor de toekomst. Nu is de geestelijke wereld naar het schijnt heel anders dan de onze. Het bewustzijn daar is veel sterker en groter dan hier. Het is zelfs zo dat we ons aardse denken daar moeten loslaten. Het voldoet daar niet. En voor veel zielen, zo beschrijft Rudolf Steiner, is het heel moeizaam om dat toch zo vertrouwde denken daar los te laten. Bij dementie verdwijnt geleidelijk dit denken. Is dat misschien een soort voorbereiding op die andere wereld? Met ons gewone aardse denken zijn we ook aan de aarde gebonden. Hier is het denken nuttig, daar is het uiteindelijk ballast die afgeworpen moet worden om a.h.w. op te kunnen stijgen, om onze weg in steeds hogere sferen te gaan.
Er is nog een ‘voordeel’ van het verminderen van het denken. Het denken kan de beleving dwarsbomen. Zodra we een roos zien en meteen denken: wat een mooie roos!, dan dempt dat de beleving. Ervaringen en indrukken gaan dieper als we ze eerst op ons in laten werken, zodat het diepere lagen worden bereikt, de lagen van gevoel en lichamelijkheid. Mooie indrukken zijn op die manier een weldaad voor het lichaam en ziel. Als bij dementie het denken er niet meer tussenkomt, dan profiteren de diepere lagen ervan. En dat kan doorwerken, het gaat niet verloren, het gaat mee tot in het leven na de dood.
Deze gedachten kunnen er toe bijdragen de dementerende mens veel goede indrukken aan te bieden. Die zijn niet voor niets. In het verpleeghuis de Rudolf Steinerkliniek werden bijvoorbeeld voor de demente bejaarden wekelijks klassieke-muziek avonden gehouden en was er aandacht voor kunstzinnige activiteiten.
Naast deze mogelijke gunstige werkingen van het dementieproces is er ook de werking op de omgeving. Die wordt vaak zwaar op de proef gesteld. En daarbij moeten veel mensen vaak noodzakelijkerwijze met elkaar samenwerken. Op deze wijze wordt vaak gemeenschapsvorming bevorderd, in een tijd waarin individualisme de boventoon voert.
Omgang met demente partner
Voor de partner is het een hele kunst een weg te vinden in steeds weer nieuwe problemen.
Het aanhoren van steeds weer dezelfde vraag is heel belastend, zeker als er een onjuistheid in zit. Maar verbeteren heeft weinig zin, het geeft vaak voor beide partijen een spanning die tegenwerkt. Het is beter mee te bewegen en gevoelsvragen te stellen dan het concrete en juiste te willen bereiken.
Creativiteit en humor zijn ook een hulp. Moeilijk wordt het als in de thuissituatie de partner niet meer wordt herkend. Een man die door zijn vrouw regelmatig als een vreemde werd gezien, kwam uiteindelijk op het idee te doen of hij vertrok. Hij zei gedag, ging de huiskamer uit, de gang in en kwam via de keuken even later weer de huiskamer in. Vaak werd hij dan weer herkend als partner.
Therapeutische mogelijkheden.
Regulier zijn er medicijnen (Exelon, Galantamine) die enige werking kunnen hebben. Het zijn middelen die via een werking op het autonome zenuwgestel de aandacht en concentratie iets kunnen verbeteren. Het ziektebeloop kan hiermee met een half tot één jaar vertraagd worden.
Glutamaat, ook bekend van de smaakversterker Ve-tsin (E621), prikkelt bij dementering het zenuwweefsel teveel met als gevolg afsterven van hersencellen. Er zijn middelen (Ebixa) die het zg glutamaat weg houden bij de zenuwbanen.
Een patiënt vertelde dat hij door zijn medicatie meer naar de aarde werd getrokken dat eigenlijk niet fijn vond. Maar het hielp wel voor zijn helderheid.
Antroposofisch zijn er ook diverse middelen die in de goede richting kunnen werken.
Formica, een preparaat van de rode bosmier, heeft doorwarmende en opruimende kwaliteiten. Zoals de bosmieren zelf ook altijd opruimen.
Stibium is een mineraal wat eiwitten structureert, nuttig bij Alzheimer waar immers een probleem met de eiwitstructuur is.
Zilver in homeopathische vorm houdt de hersenen wat vitaler en gaat daarmee de afbraak tegen en bevordert de uitscheiding.
Is preventie mogelijk?
Het verlagen van een te hoge bloeddruk bij mensen met risico op Alzheimer is gunstig.
Een hoog cholesterol geeft een verminderde kans op dementie. Dat is misschien tegen de verwachting in. Maar de hersenen bestaan voor een kwart uit cholesterol. Daar moet geen tekort aan zijn.
Ginkgo biloba is goed voor de doorbloeding van de hersenen. Vitamine E en C gaan vrije radicalen (stoffen die afbraak geven) tegen. Middelen die vitaliserend zijn zoals bv. Sleedoorn gaan de afbraak tegen en helpen het opruimen. Het meest gunstig voor opbouw en opruimen is overigens een goede nachtrust.
Maar ook een goed gebruik van de hersenen en het lichaam bied mogelijkheden. Gezonde indrukken van de natuur, mooie en stimulerende indrukken van kunst in al zijn vormen maken een mens niet alleen in zijn ziel maar ook in zijn lichaam gezonder. Al in de jeugd is dit van groot belang en dat is in onze tijd van smartphones wel een zorg. Bij het ouder worden is het wezenlijk innerlijk en fysiek actief te blijven. De Engelsen hebben een gezegde: use it or lose it: gebruik het óf verlies het.
Niet roken, bloeddrukcontrole, een goede nachtrust en meer bewegen zou het begin van dementie kunnen uitstellen.
Warmte in de kou
Het dementie-medicament Galantamine wordt uit een plant gewonnen. Het is het Kaukasisch sneeuwklokje, Galanthus caucasicus. Het sneeuwklokje doet iets bijzonders. Het kan een beetje warmte produceren, zodat de sneeuw wegsmelt een kommetje ontstaat waar de zon in kan schijnen.
Een mooi beeld: als het ons lukt dementie met warmte te benaderen dan kan de kou die we er toch vaak bij voelen wijken en komt er ruimte voor liefdevol licht.
Huib de Ruiter
Literatuur:
* Dementie, Achtergronden en praktijkervaringen. Jan Pieter van der Steen, antroposofisch geriater. Bovenstaand verhaal is grotendeels gebaseerd op dit boek.
** citaat van Hans Stolp uit het boek: ‘Opengaande vergezichten’ van Margaretha van den Brink
De verborgen zin van dementie. Hans Stolp.
Dementie en Ik. Marko van Gerven en Christina van Tellingen (op internet vrij beschikbaar) .