Orgaandonatie
Verlengen van het leven
De geneeskunde is er altijd al op gericht een mens te genezen en daarmee zijn leven te verlengen. Een infuus, een antibioticum of een zuurstoftoediening kan levensreddend zijn. Met het voortschrijden van de techniek zijn de grenzen echter verlegd. We kijken niet meer op van een hartoperatie waarbij bloedvaten vervangen worden. En dan is er sinds enkele decennia de mogelijkheid organen te transplanteren. Wat is het bijzondere daarvan? Wat betekent het voor de ontvanger en wat voor de donor?
Afstotingsreacties
De transplantatie van organen is een vrij recente ontwikkeling in de geneeskunde.
Toch is er ook een verhaal uit de oudheid dat een soldaat het been kreeg van een ander. In 287 na Christus zouden de heilig verklaarde chirurgen Cosmas en Damianus een been getransplanteerd hebben. Zij vervingen het zieke been van een Romein door het gezonde been van een pas overleden Moor. Volgens de overlevering was de transplantatie geslaagd. De Romein ging met een wit en een zwart been verder door het leven.
Dit verhaal is erg onwaarschijnlijk, want het menselijk lichaam stoot alles af wat niet lichaamseigen is. Dat is een werking van het immuunsysteem. Pas in de laatste decennia is het gelukt deze afstotingsreactie te onderdrukken met medicijnen. Medicijnen die het immuunsysteem onderdrukken.
Dat maakt het mogelijk organen en weefsels van een donor te transplanteren naar een ander mens. Een ziek orgaan van een ernstig ziek mens wordt vervangen door een gezond orgaan van een overledene. Zonder transplantatie zou de zieke mens overlijden. Want het gaat om heel belangrijke organen zoals nieren, lever,alvleesklier, hart en longen. (we laten transplantatie van huid, hoornvlies ed. hier buiten beschouwing).
Het is duidelijk dat de ernstig zieke mens zo’n transplantatie als een redding ziet. Toch zijn er vanuit antroposofisch gezichtspunt, maar ook vanuit algemene gezichtspunten een aantal kanttekeningen bij te plaatsen.
Hogere wijsheid
Vroeger hoorde je oudere mensen vaak zeggen: ‘ja, als het je tijd is dan ga je”. Daar zit een bepaalde gedachtegang achter. Een mens komt niet op een toevallig moment op de aarde, en ook zijn stervensmoment is niet zomaar een moment. Het zijn momenten die door een hogere, kosmische wijsheid zijn bepaald. Maar in de huidige tijd is het anders. Een mens doet in principe alles om zijn sterven uit te stellen. En de medische wetenschap van nu biedt veel mogelijkheden.
Twijfel
Er is een groot tekort aan donoren. Terwijl veel mensen als het er op aan komt graag een orgaan zouden willen ontvangen. Is geven moeilijker dan ontvangen? Het lijkt erop. Vanuit de nood van ernstig ziek zijn wil de mens een orgaan. Maar het afstaan ervan besluit je als je gezond bent. En dan twijfelen veel mensen. Waarom? Is het misschien uit tegenzin om het eigen lichaam te verstoren bij overlijden? Of of is het te moeilijk om over zoiets onvoorstelbaars te besluiten?
De overheidsvoorlichting is geheel gericht op het stimuleren van orgaandonatie. Het taalgebruik daarbij is vriendelijk en licht verteerbaar. Het gaat erom dat je na je dood je organen kunt doneren. Het klink tamelijk probleemloos. Mensen weten meestal weinig van de echte gang van zaken rondom orgaantransplantatie. Hoe is de realiteit?
De realiteit van de orgaandonatie
Vaak gaat het bij orgaandonatie om verkeersslachtoffers, bijv. motorrijders. Het slachtoffer wordt zo snel mogelijk naar de intensive care van een ziekenhuis gebracht. Kan het slachtoffer medisch niet worden gered omdat er bijv. een ernstige hersenbeschadiging of een ernstige hersenbloeding is dan wordt door een neuroloog de diagnose “hersendood” gesteld. Beademing is noodzakelijk anders treed bij zo,n hersenbeschadiging na een half uur de echte dood in door adem- en hartstilstand. De behandelend arts onderzoekt of er een codicil is en vraagt vervolgens toestemming aan de familie. (vaak ook als er een codicil met toestemming is). Na toestemming is het noodzakelijk binnen 3 uur te opereren of het lichaam te koelen in verband met de conditie van de organen. De familie moet afscheid nemen van hun dierbare overledene. Vóór de operatie ziet de betrokkene er uit alsof hij slaapt. Na de operatie ziet hij er méér dan lijkbleek uit, om dat hij dan echt is gestorven, en er bovendien weinig bloed over is na de operatie. De familie moet daar van te voren over worden ingelicht anders is de schok groot. En de familie is dus niet aanwezig bij het sterven. Dat heeft een grote impact op het rouwproces.
Hersendood- een leugen
Het belang wat aan de hersenen wordt toegekend bij de diagnose van de dood is relatief nieuw. In het algemeen wordt de dood vastgesteld door controle op stilstand van hart en ademhaling. Uitval van het zenuwstelsel wordt ook gecontroleerd door beoordeling van de pupilreflex van het oog. Als die reactie van de pupil op licht niet meer aanwezig is wijst dat op uitval van de hersenen – als gevolg van de adem- en hartstilstand. Geheel anders is het bij hersendood. De pupilreactie is afwezig door de hersenschade maar het hart klopt en de ademhaling wordt kunstmatig op gang gehouden. Voor de beleving van de familie is de dierbare buiten bewustzijn en lijkt te slapen. Voor hen is hersendood alles behalve dood.
Orgaandonatie bij een stervende
Hersendood is een term die in 1968 is uitgevonden. Het was nodig om transplantatie mogelijk te maken, want uit een levend lichaam mag geen orgaan worden verwijderd.
Daarbij heeft de gezondheidsraad vastgesteld dat het mens-zijn bepaald wordt door de hersenfuncties. Als die uitvallen, ben je geen functionerend mens meer. Dus een hersendode, iemand waarvan de hersenen ernstig en onherstelbaar beschadigd zijn, is geen functionerend mens meer en – zo is een volgende gedachte- kan net zo goed dood verklaard worden. Heel ongelukkig, want in feite is iemand met zo’n hersenletsel stervende. Als de hersenen op deze wijze onherroepelijk beschadigd zijn en uitvallen, dan volgt na een half uur hart- en ademstilstand. De beademing onderbreekt kunstmatig dit stervensproces. Een mens is dan nog niet dood.
In een donor codicil zou niet moeten staan: “na mijn dood sta ik mijn organen en weefsels af”.
Er zou moeten staan: “als ik onherroepelijk stervende ben sta ik mijn organen en weefsels af”. Het begrip hersendood is een leugen – om bestwil.
Een enkele keer gebeurt het dat iemand die hersendood verklaard is na een tijd weer bijkomt. Er was een geval waarbij de arts al over orgaandonatie had gesproken, maar de partner weigerde en wilde wachten. Na een paar dagen kwam de patiënt weer bij. Hij had het gesprek tussen arts en zijn vrouw gehoord. Dit soort situatie komen misschien maar zelden voor. Maar de diagnose moet dus heel zorgvuldig worden gesteld. Bewusteloosheid, geen reactie op pijnprikkels, een vlak EEG (hersenfilmpje), een hersenscan die op schade wijst en afwezigheid van ademhaling zijn allemaal noodzakelijk voor de diagnose. Het beeld kan vertroebeld worden bij bv. medicijnvergiftiging en onderkoeling.
Wat betekent het uitnemen van organen bij een donor die stervende is?
Wat merkt de donor van de operatie? Allereerst is het goed om te bedenken dat een mens na een ongeluk vaak een ander bewustzijn heeft. Het is bekend van bijna-dood ervaringen dat na een ongeluk de betreffende persoon vaak van boven neerkijkt op het lichaam, en wel weet dat het zijn lichaam is maar geen pijn voelt, omdat hij er uit is. Hij ziet ook vaak hoe anderen met hem bezig zijn, hoe artsen hem proberen te helpen. Toch zijn er vaak reacties bij de operatie en wordt de donor wel eens vastgebonden. In een antroposofisch ziekenhuis in Duitsland wordt de donor altijd onder narcose gebracht.
Het sterven
Wat gebeurt er nu met een mens die gaat sterven en die organen afstaat?
Daarvoor kijken we eerst naar de antroposofische visie op het sterven.
In de antroposofie is sterven het loslaten van het lichaam door geest en ziel, en daarmee een overgaan in een andere, geestelijke wereld. Het stervenis te begrijpen door het slapen en het wakker zijn te bekijken. Een mens heeft een levend lichaam. Dat het lichaam leeft komt door een soort vitaliteit die alles in het lichaam stuurt en in beweging houdt. Dat noemen we het levenslichaam. Dan zijn er nog twee lagen in de mens. Het levende lichaam wordt bezield en doorgeestelijkt. Het wordt bewoont door de ziel en de geest van de mens. De ziel is ons gewone bewustzijn, onze gevoelens en de mogelijkheid tot bewegen. De geest is in de antroposofie het diepste in onszelf, de onsterfelijke kern, datgene wat wij met ons “Ik” aanduiden, de kracht waarmee we sturing geven aan het leven.
Overdag zijn geest, ziel, levenslichaam en fysiek lichaam met elkaar verbonden. ’s Nachts tijdens de slaap zijn geest en ziel gescheiden van lichaam en levenslichaam. Maar er blijft een soort lijntje aanwezig, we kunnen ons zo weer verbinden met het lichaam en wakker worden. Bij een coma zijn geest en ziel veel verder verwijderd. Het lijntje is heel dun geworden.
Vaak sterven mensen na een tijd in coma te hebben gelegen, soms worden ze weer wakker. Dan blijkt soms dat het gehoor nog wel intact was. Hersendood lijkt op coma, maar de schade is meestal nog groter en zonder ingrijpen sterft de mens.
Bij het sterven maakt het levenslichaam zich los van het fysieke lichaam. In het etherlichaam worden tijdens het leven alle herinneringen opgeslagen, en die komen allemaal in één keer los bij het sterven. De overledene ziet dan zijn hele leven in een groots levenspanorama. Dat is soms goed zichtbaar als men bij een overledene waakt. Het lijkt erop of je iets kunt bespeuren van wat de overledene meemaakt, een diepe concentratie en ernst, soms vreugde. Na ongeveer drie dagen is er een verandering, dan is er ‘niets’ meer te zien. Dit mee te maken kan een grote hulp zijn bij het afscheid nemen en het verwerken van het overlijden.
Een donororgaan kan niet sterven
Organen zijn levend, dat wil zeggen dat ze een (stuk van het) levenslichaam in zich hebben.
Verder hebben ze een verbinding met de ziel en de geest. Dat uit zich in de cellen, die zijn strikt individueel gekenmerkt. Dat blijkt uit afstotingsreacties die in het lichaam van de ontvanger optreden. Bij een donororgaan kunnen levenslichaam, zielendeel en geestelijk deel van de donor niet vrijkomen. Ze blijven met het fysieke orgaan verbonden.
De conclusie is dat het donororgaan niet kan sterven. Daarmee is het sterven van de donor zelf ook onvolledig.
Men zou kunnen denken dat het levenslichaam, en het zielen- en geestelijk deel van het orgaan over wordt genomen door de ontvanger. Dat als het ware de kapiteins van het schip wisselen. Wat hier vóór pleit is de observatie dat het orgaan na verloop van tijd dezelfde ziekte kan ontwikkelen als het oorspronkelijke orgaan. Maar de aanhoudende afstotingsreactie van de ontvanger, waar dus aanhoudend medicatie voor nodig is, pleit hier tegen. Het orgaan houdt kennelijk lichaamsvreemde kenmerken.
Een handicap in de andere wereld?
Welke gevolgen zou het voor de overledene kunnen hebben dat één of meer organen in leven blijven, niet mee kunnen komen? De krachten die een orgaan vormen komen uit het geestelijke. Als we sterven nemen we die geestelijke krachten mee en gebruiken die in de andere wereld. Dat zou betekenen dat we na een orgaandonatie in de geestelijke wereld de krachten van een orgaan, of meerdere organen, missen. Dat we als het ware een handicap hebben. Pas als de ontvanger van het donororgaan overlijdt, komen die krachten weer vrij en zijn ze weer beschikbaar. De vraag is hoe ernstig dat alles is. Misschien valt het mee. Tijd speelt in de geestelijke wereld veel minder een belangrijke rol dan hier op aarde. Jaren duren hier lang, daar waarschijnlijk niet. Bovendien blijft het een feit dat het afstaan van een orgaan een daad van medemenselijkheid is. Dat zal ook zijn positieve uitwerking hebben en een en ander compenseren.
Invloed van organen op de ontvanger
In ieder van de vier grote organen is er een bepaald accent aanwezig. In het hart overheerst het geestelijke, in de nieren de ziel, in de lever de levenskrachten en in de longen het fysieke. Het hart is dus het belangrijkste orgaan voor ons individu. Voor de cardioloog is het hart meestal niet veel meer dan een pomp. Dat een orgaan meer is dan een fysiek orgaan blijkt uit reacties die soms na een transplantatie optreden.
Bekend is het verhaal van Claire Silvia, die een harttransplantatie onderging. Als danseres van Poolse afkomst werd ze ernstig ziek en kreeg een donorhart. Na de operatie had ze opeens trek in bier. Dat had ze anders nooit. Wat later had ze trek in kip-nuggets, ook iets wat ze voorheen nooit at. Ze vond ook dat ze anders liep, steviger en grover. Het bleek dat ze het hart van een motorrijder had gekregen. Op een nacht droomde ze van hem, en hij vertelde zijn naam. In de krant zocht ze naar motorrijders met die naam die vlak voor haar operatie waren verongelukt. Ze vond hem en kon zo zijn familie opzoeken. Die konden haar vertellen hoe hij inderdaad erg van bier en kip-nuggets had gehouden. Ze leefde in deze eerste jaren na de operatie innerlijk met deze man, het was alsof ze niet alleen was maar alsof ze altijd met zijn tweeën waren. Na ongeveer 4 jaar nam hij afscheid van haar en was ze weer alleen met zichzelf. Dit bijzondere verhaal is misschien een uitzondering. Als danseres was Claire Silvia wellicht een sensibel mens, meer dan gemiddeld. Toch zijn er meer verhalen waarbij mensen na de transplantatie andere manieren en eigenschappen bleken te hebben.
Gevolgen voor donor en ontvanger
Als donor offer je niet alleen één of meer organen, maar ook geef je je ‘normale’ sterfproces op. Het wordt uitgesteld en als je na de operatie dood bent en losgekomen van het lichaam, blijkt het sterven nog niet compleet omdat er nog organen leven. Het sterven is onvoltooid. Het levenspanorama is waarschijnlijk ook onvolledig.
Als ontvanger van een orgaan heb je een relatie gekregen met de donor. Soms bewust, zoals bij Claire Silvia, meestal onbewust. Vaak zal er iets van dankbaarheid zijn, maar ongericht omdat de donor anoniem is. De ontvanger kent hem niet. Na het sterven zal daar helderheid in komen. Er is een menselijke relatie ontstaan, een lotsverbintenis (of hij was er al, onbewust). Na het sterven zullen de ontvanger en de donor elkaar in de andere wereld ontmoeten. Er is immers een bijzondere band ontstaan. Dit noemt men ook wel een karmische band; alle menselijke daden hebben zo hun gevolgen.
Beslissing
Transplantaties hebben helaas niet altijd goed resultaat. Soms is na een paar jaar een nieuwe transplantatie nodig, soms nog een derde. De medicatie tegen de afstoting heeft zoal zijn bijwerkingen. Toch zijn er veel mensen die een orgaan hebben gekregen en zich daarmee weer als herboren voelen. Dat kan indrukwekkend zijn en daar is de hele transplantatiegeneeskunde op gericht. Welke gevolgen het in diepere zin heeft weten we niet zeker. Er is in onze tijd nu eenmaal een diepe kloof tussen ons aardse bewustzijn en een hoger geestelijk bewustzijn. We zijn er daardoor op aangewezen zelf een persoonlijk standpunt in te nemen waarbij niet allen het hoofd moet beslissen maar ook het hart. Daar is de kern van ons wezen verborgen en vooral daar kan ons de weg gewezen worden.
Huib de Ruiter, huisarts
hdr@de-lemniscaat.nl